10. Overheid

“Het verwerven van toegang tot aardgas en olie zal verworden tot een permanent, schimmig onderhandelingsspel tussen staatskapitalistische regimes en westerse multinationals die nu eenmaal tot elkaar zijn veroordeeld.”

De Groene Amsterdammer William de Bruijn, Tijl van Huijkelom & Marcel Metze https://www.groene.nl/artikel/het-ministerie-van-shell-zaken


A. Naoorlogse gasvoorziening

Heidewietska, vooruit geef gas!

“In Nederland werd voor het eerst aardgas gebruikt in de gemeente Coevorden. Daar was in juli 1948 gas aangetroffen. Drie jaar later kookte men er op aardgas. In de jaren dertig had de Bataafse Petroleum Maatschappij (BPM) het exclusieve recht verkregen om naar olie en gas te zoeken in Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland, en gedurende de oorlog was er bij Schoonebeek, in de buurt van Coevorden, een groot olieveld aangetroffen. In 1947 zetten BPM, een dochteronderneming van Shell, en de Standard Oil Company of New Jersey, (Esso, later Exxon/Mobil) een joint venture op om olie en gas te zoeken en winnen in Nederland. Dit bedrijf, de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), bracht de oliewinning in Schoonebeek op gang. Het succes daarvan zette de NAM aan tot verder geologisch onderzoek van de Nederlandse bodem, inclusief het IJsselmeer en de Waddenzee.”

Bron: Aardgas: Eén verleden en vele toekomstscenario’s http://www.clingendaelenergy.com/inc/upload/files/Aardgas_1.pdf

“In het jaarverslag over 1959 spreekt het Staatsgasbedrijf voor het eerst voorzichtig over ‘Slochteren’. De NAM heeft een aanbod gedaan voor het aanbieden van 150.000 m3 per dag uit het Groningse veld.”

“Wanneer de Belgische Europarlementariër en voorzitter van de Commissie voor Energieonderzoek en Atoomvraagstukken Victor Leemans op 14 oktober 1960 bijna terloops bekendmaakt dat er 300 miljard m3 aardgas in de Groningse bodem zit is dat plotseling groot nieuws. Esso weet van niets en reageert ‘not amused’. Binnen enkele dagen wordt een delegatie vanuit New Jersey naar Nederland gestuurd om de Amerikaanse belangen in de NAM te gelde te maken.”

“Binnen een paar dagen stonden er grote berichten op de voorpagina’s van de kranten en stelden Kamerleden vragen aan minister Jan Willem de Pous van Economische Zaken. Een paar dagen later liet de NAM weten: “Er is gas aangetoond in Slochteren en Delfzijl en een zeer kleine hoeveelheid in Ten Boer. Deze vondsten zijn samen in feite iets minder dan een kwart van het getal dat de heer Leemans heeft genoemd.” Bron: NRC http://vorige.nrc.nl/article2266913.ece

“Het door Leemans genoemde getal wordt aanvankelijk nog door minister van Economische Zaken De Pous tegengesproken. In antwoord op Kamervragen over de bekendmaking antwoordt de minister dat de omvang van het gasveld op basis van de dan bekende gegevens geschat wordt op 60 miljard m3. In de navolgende jaren blijkt echter dat het gasveld veel groter is dan aanvankelijk wordt aangenomen. Schattingen lopen op van 40 miljard m3 in 1960 naar 150 miljard in 1961, 2.000 miljard in 1967 tot 2.800 miljard vandaag de dag.”

Bron: Het Genootschap voor het Nationaal Archief. http://www.gahetna.nl/actueel/nieuws/2014/omvang-gasbel-groningen-werd-geleidelijk-duidelijk

Foto: het Genootschap voor het Nationaal Archief.

“Shell stuurde, achter de rug om van Esso, op 18 oktober een brief aan De Pous. Shell wilde praten over “nieuwe afspraken” omtrent een “nieuw ontstane situatie” met betrekking tot “belangrijke nieuwe voorraden aardgas”. Saillant is dat Standard Oil Company binnen 48 uur na de bekendmaking van Victor Leemans een team onder leiding van Douglass Stewart uit Amerika stuurde om haar dochter Esso in Den Haag te ondersteunen.

Er was een vernieuwing in het denken over energieverbruik nodig om de Groningse ontdekking te gelde te maken. En die was even simpel als briljant: het gas diende in hoofdzaak niet aangewend te worden voor industrie en elektriciteitscentrales, maar voor de markt voor kleinverbruikers, vooral voor de ruimteverwarming van huizen. Via de telefoon vanuit Houston, Texas legt de 87-jarige Douglass Stewart uit. “Ik was op bezoek bij Jan van den Berg, onze financiële man, en zag dat er een glanzen stukje metaal met een plug uit de vloer stak. Jan vertelde dat het een bouwvoorschrift was toen er nog geen elektriciteit was en gas werd gebruikt voor de verlichting. Ik keek Jan aan en zei: ‘dat is de oplossing’. Als we al deze pijpsystemen aan elkaar koppelen dan kunnen we het Groningse gas direct naar elke huishouden transporteren. In de VS is dat ook gebeurd, dus waarom niet in Holland.”

Het Groningse aardgasgebied lag in een zeer rendabel afzetgebied: het dichtbevolkte Europa met ruim 100 miljoen potentiële klanten. Uit Amerikaanse ervaring, legt Stewart uit, bleek dat door het gebruik van aardgas voor de verwarming van huizen de gezinsconsumptie van aardgas met een factor tien zou toenemen. Stewart: “Ruim voldoende om de kosten van de aanleiding van een leidingennetwerk te compenseren.” In maart 1961 ging Shell akkoord en volgde de onderhandelingen met de Overheid.

Het resultaat van de onderhandelingen is lezen in de Nota inzake het aardgas van 1962. “De nota ademde de kenmerkende Nederlandse versie van privaat-publieke samenwerking, waarbij opviel dat de gekozen constructie eigenlijk een façade was om het overheidsaandeel te maskeren”, zegt Herman de Jong van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is wetenschappelijk directeur van het N.W. Posthumus Instituut, het Nederlands-Vlaamse onderzoeksinstituut voor economische en sociale geschiedenis. “Shell en Esso waren zeer beducht voor een al te zichtbare positie van de Overheid bij de winning en verkoop van het aardgas. Het zogenoemde sjeikeffect. Shell en Esso zouden hun bestaande belangen in de olielanden in het Midden- Oosten ondermijnen als zou blijken dat zij in hun moederland akkoord zouden gaan met een aanzienlijke en directe financiële en bestuurlijke inbreng van de Overheid.” Twee jaar eerder, in 1960, was de organisatie van olie-exporterende landen opgericht. Het doel van de Opec was greep te krijgen op de olieprijzen en zelf meer direct betrokken te raken bij de olieproduktie en -afzet. In de nota is het marktwaardebeginsel opgenomen, wat betekent dat gas verkocht moet worden tegen een prijs die vergelijkbaar is met die van soortgelijke produkten als olie. Zo is de prijs van aardgas gekoppeld aan de olieprijs.

In de nota ging De Pous uit van een exploitatieduur van het aardgas van dertig jaar, want kernenergie zou de plaats van het aardgas kunnen innemen. Om het sjeikeffect te omzeilen werd de concessie gegund aan Shell en Esso en de Staatsmijnen, de Staat bleef daar formeel buiten want de Staatsmijnen zijn een commercieel bedrijf. De N.V. Nederlandse Gasunie werd opgericht om het Groningse aardgas in te kopen, te transporteren, en te verkopen. Eind 1963 werd het eerste Groningse aardgas geleverd aan de Gasunie.”

“Gezinnen stonden niet te springen om een andere gasaansluiting, het bestaande stads- en coke-gas voldeed goed en was niet duur. Met veel subsidies en reclamecampagnes werd het Nederlands publiek overtuigd van de voordelen van aardgas. De Gasunie liet tekenfilms maken en actrice Willeke van Ammelooy werd door een reclamefilm van de Gasunie bekend bij het grote publiek.* (Deze films zijn te zien op vorige.nrc.nl/slochteren).

Maar er was niet alleen een verandering bij het koken. Aardgas werd tegen lagere tarieven aangeboden dan vergelijkbare energiebronnen als huisbrandolie, kolen en stookolie. Het degressieve prijsbeleid werkte deze ‘revolutie’ in de hand: naarmate een gezin meer gas verbruikte daalde het tarief per kubieke meter. Tussen 1963 en 1973 nam het gemiddeld verbruik toe van 300 tot 3300 kubieke meter gas. In 1969 was ongeveer tachtig procent van alle Nederlandse woningen aangesloten op aardgas, waarbij zestig procent van deze woningen door aardgas werden verwarmd. De kolenboer verdween uit het straatbeeld.

Met de introductie van het aardgas voltrok zich in Nederlandse huishoudens een stille revolutie. Centrale verwarming werd gepropageerd tot in het Nederlandse toilet. Nederland kende sinds het begin van de twintigste eeuw een zeer snelle, onafgebroken bevolkingsgroei. Om deze reden had de Overheid in de jaren veertig en vijftig de nadruk gelegd op het bouwen van goedkope huurwoningen. Tot dan toe werd meestal maar één ruimte verwarmd. Herman de Jong: “Nederlands zaten rond de kolenkachel of in de keuken.” In 1950 had slechts vijf procent van de Nederlandse woningen centrale verwarming, veelal op oliestook. Deze “onderontwikkelde wooncultuur uit zuinigheid” bleef ook na de afschaffing van de naoorlogse distributie hardnekkig standhouden, zelfs na de loonsverhogingen rond 1960. Nog geen vijf jaar later waren de Nederlanders echter overtuigd van de voordelen van ruimteverwarming. Met de introductie van het aardgas nam Nederland afscheid van het sobere stookgedrag. Het percentage centraal verwarmde woningen zou in de loop van de jaren zestig stijgen naar 30. In 1973 was centrale verwarming in alle nieuwbouwwoningen standaard. ”

Bron: NRC http://vorige.nrc.nl/article2266913.ece

“In 1957 roept men een Rijksdienst Gasvoorziening in het leven. Deze dienst, in 1957 omgedoopt tot Staatsgasbedrijf, moet zorgen voor modernisering van de gassector. Dit proces komt eerst goed op gang na de vondst van de enorme gasvoorraad bij het Groningse Slochteren in 1959. De Rijksoverheid wenst nauwe betrokkenheid bij de winning, transport en afzet van het Nederlands aardgas en sluit daartoe in 1963 een overeenkomst met de verschillende betrokken partijen, waaronder de ontdekker van de gasbel: de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). De NAM, een joint venture van Shell en ExxonMobil, wordt samen met de Staatsmijnen (inmiddels Energie Beheer Nederland BV), verantwoordelijk voor de aardgaswinning. Voor de exploitatie van het Slochterens aardgas richt men de Maatschap* Groningen op. De NAM, die de feitelijke winning van het gas verzorgt, heeft hierin een belang van 60 procent, de Staatsmijnen de rest.

Voor de aankoop, het transport en de afzet van het gas wordt de Nederlandse Gasunie opgericht. De Staatsmijnen participeren hierin voor 40 procent, de NAM-aandeelhouders Shell en ExxonMobil hebben beide een belang van 25 procent in de Gasunie. De Staat participeert rechtstreeks voor 10 procent. In minder dan tien jaar tijd bouwt de Gasunie een groot gastransportnetwerk en worden bijna alle Nederlandse huishoudens op het gasnet aangesloten. De bestaande fabrieken sluiten, de gasbedrijven worden omgevormd tot distributiebedrijven en hun leidingnetwerk aangepast en geïntegreerd in het nieuwe gasnet.

De publiek-private samenwerking voor winning en afzet van aardgas die via de overeenkomst uit 1963 tot stand komt, vormt de basis van het zogeheten ‘Gasgebouw’ dat tot 2004 functioneert. In deze constructie is de Gasunie de spin in het gasvoorzieningsweb. Vrijwel al het geproduceerde (en later ook geïmporteerde) gas wordt door de Gasunie ingekocht en verkocht aan kleine en grote gebruikers, waaronder buitenlandse afnemers. Ook het landelijke transportnet is in bezit en beheer van de Gasunie.”

Bron: Productiviteitstrends in de energiesector Een empirisch onderzoek naar het effect van regulering op de productiviteitsontwikkeling tussen 1988 en 2011, december 2012 http://www.tbm.tudelft.nl/uploads/media/M76921-3_Energie.pdf

* In deze maatschap had de Staat, via de Staatsmijnen (de voorloper van de DSM en nu EBN) een belang van 50%, Esso (25%) en Shell (25%).”

Bron: Wikipedia

“Omdat toentertijd werd voorzien dat de grootschalige energievoorziening spoedig door kernenergie overgenomen zou worden, was het beleid van de Nederlandse Overheid in de 1960’er jaren erop gericht het gas uit Slochteren zo snel mogelijk te exploiteren. Er werden grote, langdurige exportcontracten gesloten en met grote spoed werd de Nederlandse gasinfrastructuur geschikt gemaakt voor het Groningen-gas. Binnen tien jaar werden alle huishoudelijke gasapparaten afgesteld op Groningen-gaskwaliteit. Dit werd de standaard waarop alle andere calorische waarden worden afgesteld.”

Bron: http://eduweb.eeni.tbm.tudelft.nl/TB141E/index.php?aardgas-historische-ontwikkeling

B. Gasproductie uit en inkomsten van het Groningenveld

Jaarlijkse volumes Groningenveld

Figuur 92

Bron: WOB verzoek Volkskrant 25 juni 2013 http://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/volkskrant%20wob%20verzoek%2025%20juni%202013.pdf

De gegevens uit figuur 92 komen van de NAM. De cijfers zullen nog worden bijgesteld met de gegevens van het jaar 2013. Ook het latere aantal volumes blijft onzeker, het aantal kan door nieuwe winningsmethodes hoger worden en langer doorlopen.

Inkomsten Groningenveld

Figuur 93

Bron: Shell Venster 2014 editie 1 http://www.shell.nl/nld/aboutshell/media-centre/magazine/2014.html

“Op 4 februari jl. heeft het lid Van Tongeren bij regeling van werkzaamheden verzocht om een overzicht van de inkomsten van NAM uit het Groningengas (Handelingen II 2013/14, nr. 49, Regeling van Werkzaamheden).

Over de gehele periode 1963–2013 heeft de Staat in totaal € 265 miljard aan gasbaten inclusief vennootschapsbelasting ontvangen uit het Groningenveld en de kleine velden samen. Hiervan is in de periode 1963–2005 € 167 miljard ontvangen en € 98 miljard in de periode 2006–2013. Van deze gasbaten van € 98 miljard is € 69 miljard afkomstig uit het Groningenveld en € 29 miljard uit de kleine velden. Dus bijna 40% van de gasbaten sinds 1963 is ontvangen in de laatste acht jaar.”

Bron: BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN 5 februari 2014 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-3352931.html

“De aardgasbaten uit het Groningen-veld bedroegen in 2013 12 miljard euro. De gaswinning uit kleinere velden onder het vaste land en de Noordzee leverden nog eens 2,5 miljard euro op. Daarmee waren de totale aardgasbaten voor de Overheid vorig jaar 14,5 miljard euro. Dat blijkt uit een rapport van de Algemene Rekenkamer dat op 7 oktober 2014 verschenen is.”

Bron: Herman Damveld. Co2ntramine Aardgasbaten Groningenveld 12 miljard euro http://www.co2ntramine.nl/aardgasbaten-groningen-veld-12-miljard-euro-2013/

Over de verkopen van Groningengas incasseert de Staat ca. 85% tot 90% van de totale opbrengst. Over de verkopen van gas uit kleine velden ca. 65%. Deze percentages zijn inclusief het 40% aandeel van EBN.” Bron: Gaswinning in Groningen, Brief ministerie EZ aan de Tweede Kamer 17 januari 2014 

De tabel rechts naast figuur 94 bevat de jaarlijkse productie uit het Groningen-veld vanaf 1990 (mrd m3 in Groningen equivalenten, afgerond in hele getallen)

Bron: Verslag Nr. 17 van een schriftelijk overleg nr. 33 529 Gaswinning Groningen-veld Vastgesteld 15 februari 2013 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-17.html


jaar Omvang productie
1990 29
1991 38
1992 41
1993 43
1994 34
1995 34
1996 42
1997 35
1998 31
1999 24
2000 21
2001 24
2002 27
2003 28
2004 33
2005 34
2006 33
2007 29
2008 41
2009 38
2010 51
2011 47
2012 48

Figuur 94

Bron: Verslag Nr. 17 van een schriftelijk overleg nr. 33 529 Gaswinning Groningen-veld Vastgesteld 15 februari 2013 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-17.html

“In de afgelopen jaren lag de omvang van de aardgasbaten rond de € 12 à 14 miljard per jaar, waarvan € 10 à 12 miljard afkomstig was uit de opbrengst van Groningengas. Een eventuele productiebeperking heeft dus substantiële gevolgen voor de rijksbegroting.

Ter illustratie: indien de productie zou worden beperkt tot 30 miljard m3 per jaar, dan nemen de aardgasbaten ten opzichte van de meest recente ramingen over 2014 met ca. € 3 miljard af. Bij een beperking tot 40 miljard m3 nemen de baten over 2014 af met ca. € 1,3 miljard. Voor 2015 gaat het om vergelijkbare bedragen.

Over de verkopen van Groningengas incasseert de Staat ca. 85% tot 90% van de totale opbrengst. Over de verkopen van gas uit kleine velden ca. 65%. Deze percentages zijn inclusief het 40% aandeel van EBN.”

Bron: Brief EZ aan de Tweede Kamer, d.d. 17 juni 2014

Het levert de volgende uitkomsten op:

figuur 95

Bron: BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 februari 2014 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-31.html

Opmerkingen

  • Het is onvoorstelbaar dat de winsten van de NAM, een dochter van Shell, voor 2006 niet bekend zouden zijn.
  • In 2013 per uur bijna € 1.7 miljoen winst voor de Staat en de NAM van het gas uit het Groningenveld (de vennootschapsbelasting en accijnzen op brandstof niet meegerekend) Zie figuur 95.
  • Telkens wanneer de Overheid of NAM met berichten komen over bedragen om de gedupeerden tegemoet te komen, en deze bedragen afgezet worden tegen de riante winsten, wordt duidelijk dat het relatief kleine gestes zijn. De nadelen (onkosten) voor de NAM en Overheid worden afgewogen tegen de voordelen (winsten uit gas).

“De Nederlandse Overheid beslist niet zelf over zaken als exploratie, winning en export van gas. Dit doet de gasindustrie op basis van economische afwegingen en uiteraard binnen het geldende wettelijke kader. Deze industrie bestaat overwegend uit bedrijven die wereldwijd in verschillende landen en continenten opereren. Zij maken de afweging in welke projecten en gebieden ze investeren dan ook veelal op wereldwijde schaal.

Willen we zorgen dat deze bedrijven gas blijven opsporen en winnen in Nederland dan is het belangrijk dat het mijnbouwklimaat hier aantrekkelijk is. Dat wil zeggen dat de voorwaarden en omstandigheden waaronder zij hier opereren concurrerend zijn en blijven met de voorwaarden in andere gasproducerende landen. Bij het vormgeven van die voorwaarden heeft de Overheid een grote rol.

Meer dan de helft van de huidige gasvoorraden bevindt zich slechts in twee landen:

Rusland en Iran. Maar ook in de EU zijn nog de nodige voorraden aanwezig. Ruim de helft van de aardgasreserves in de EU-15 (de landen die tot 1 mei 2004 de EU vormden) ligt in Nederland en in het Nederlandse deel van de Noordzee. Ons land speelt een belangrijke rol in de voorzieningszekerheid van de EU: 15 á 20 procent van de 450 miljard m3 gas die jaarlijks in de EU wordt gebruikt, wordt in Nederland geproduceerd. Door de jaren heen heeft Nederland een substantiële en hoogwaardige olie- en gasindustrie opgebouwd. De toegevoegde waarde van deze sector voor de Nederlandse economie is afhankelijk van de geproduceerde hoeveelheden olie en aardgas, de olie- en aardgasprijzen voor afzet in binnen- en buitenland en de winstverdeling tussen de mijnbouwmaatschappijen en de Staat. De totale toegevoegde waarde van de sector bedroeg in 2000 ruim 8 miljard euro. Dit is 2,1 procent van het BNP. De gaswinning en alles wat ermee samenhangt levert werk op voor ongeveer elfduizend mensen, voor een belangrijk deel in het noorden van Nederland. Ook geeft gaswinning een forse impuls aan de kennisinfrastructuur in het Noorden (Energy Valley).”

Bron: Gaswinning in Nederland Belang en Beleid http://www.nlog.nl/resources/Publicaties/Gas_in_de_toekomst.pdf

Opmerking

  • “Doelstelling duurzame energie slechts voor een derde gerealiseerd”

    “Een van de belangrijkste conclusies uit de rapporten is dat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen voor de periode 2007-2011 een ambitieuze doelstelling hebben geformuleerd voor de opwekking van duurzame energie. De beoogde versnelling in de overgang van fossiele naar duurzame energie is uitgebleven. Door maatschappelijke weerstanden en praktische uitvoeringsproblemen komen de projecten moeizaam van de grond en in verschillende gevallen worden de biovergisters na de installatie niet in productie genomen.”

Bron: Noordelijke Rekenkamer. Energie in beweging – van zaaien naar oogsten

“Volgens Energy Valley, én de provincie, heeft de Rekenkamer in het rapport een onjuist beeld geschetst. Er zouden alleen archiefstukken zijn bekeken, waardoor veel andere informatie niet is benut. Bestuurslid Hans de Groot van de Noordelijke Rekenkamer verwerpt die kritiek: “Dat is een misverstand. Wij hebben juist enorme stapels papieren, rapporten en evaluaties uitgebreid doorgenomen.”

Bron: RTV-Noord 12 juli 2013

 Productieplafond

Op de Kamervraag van het Kamerlid Dirk Jan Faber “Hoe beoordeelt u het productievolume van 54 tot 55 miljard kuub in 2013 in relatie tot het productieplafond van gemiddeld 42,5 miljard kuub per jaar dat in januari 2011 door u werd vastgesteld?” antwoord de minister Kamp:

“Het eerste productieplafond is eind 2005 vastgesteld voor de periode 2006 t/m 2015 en houdt in dat GasTerra in die periode in totaal 425 miljard m³ mag afnemen uit het Groningenveld, hetgeen neerkomt op een gemiddelde afname van 42,5 miljard m³ per jaar. Voor het vaststellen van het productieplafond voor de periode 2011 t/m 2020 is wederom 425 miljard m³ als uitgangspunt genomen. Deze hoeveelheid is vermeerderd met de 23,5 miljard m³ die GasTerra in de periode 2006 t/m 2010 minder heeft afgenomen uit het Groningenveld dan de hoeveelheid waarvan zij in die periode op basis van het gemiddelde per jaar mocht uitgaan. Daarmee komt het plafond over deze periode uit op 448,5 miljard m³, oftewel jaarlijks gemiddeld bijna 45 miljard m³. Hierdoor zal over de gehele periode 2006-2020 de gemiddelde productie niet meer bedragen dan 42,5 miljard m³ per jaar.

Met inbegrip van de productie in 2013 is sinds de instelling van het eerste plafond 334 miljard m³ gas onttrokken aan het Groningenveld, oftewel gemiddeld 41,8 miljard m³ per jaar. Daarmee blijft de afname onder de hoeveelheid die met het productieplafond is vastgesteld. Voor de tweede plafondperiode (2011 t/m 2020) geldt dat de gemiddelde afname in de periode 2011 t/m 2013 weliswaar op 48,4 miljard m³ per jaar ligt, maar dat in deze plafondperiode de totale hoeveelheid niet meer mag bedragen dan 448,5 miljard m³, waardoor voor de jaren 2014 t/m 2020 de gemiddelde productie ongeveer 43 miljard m³ mag bedragen. Overigens is in deze cijfers geen rekening gehouden met de in te stellen productiebeperking als gevolg van de aardbevingen.

Uit het voorgaande volgt tevens dat het productieplafond op Groningen geen instrument is om sturing te geven aan de productie van Groningengas, anders dan noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het kleine velden beleid.

Voor het eventueel gevolg geven aan het advies van Staatstoezicht op de Mijnen om de productie te verminderen in verband met te verwachten zwaardere bevingen, biedt het productieplafond dan ook geen grond.”

Bron: 17 januari 2014 Beantwoording vragen over de gaswinning in Groningen http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/01/17/beantwoording-kamervragen-over-de-gaswinning-in-groningen.html

“Ook zijn de budgettaire consequenties van vermindering van gasproductie voor de Staat in beeld gebracht. De gasproductie vormt een belangrijke bron van inkomsten voor de Nederlandse Staat. In de afgelopen jaren lag de omvang van de aardgasbaten rond de € 12 à 14 miljard per jaar, waarvan € 10 à 12 miljard afkomstig was uit de opbrengst van Groningengas. Een eventuele productiebeperking heeft dus substantiële gevolgen voor de rijksbegroting. Ter illustratie: indien de productie zou worden beperkt tot 30 miljard m3 per jaar, dan nemen de aardgasbaten ten opzichte van de meest recente ramingen over 2014 met ca. € 3 miljard af. Bij een beperking tot 40 miljard m3 nemen de baten over 2014 af met ca. € 1,3 miljard. Voor 2015 gaat het om vergelijkbare bedragen.”

Bron: Nr. 28 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Vergaderjaar 2013–2014 33 529 Gaswinning Groningen-veld

Jaren geleden was bekend hoeveel voorraad gas in het Groningenveld nog gewonnen kon worden (bv. in 2002: Groningen veld Resterend bewezen reserve 990 miljard m³. Resterend verwachte reserve 1.078 miljard m³.

De Overheid wist dat sinds 2002 de bevingen zwaarder werden. De Overheid wist ook dat bij mijnbouw de grootste ellende pas later komt.

Conclusies

  • Minister Kamp laat weten nadat Kamervragen zijn gesteld over het grote aantal gewonnen kubieke meters gas in 2013 uit het Groningenveld dat het 10-jaarsgemiddelde van de totale productie als uitgangspunt wordt genomen.
  • De Overheid heeft, willens en wetens niets gereserveerd voor de risico’s voor Noord Nederland, evenmin heeft zij de mijnbouwmaatschappij bij het afgeven van de vergunning hierop gewezen.

     

Figuur 96

Gerealiseerde en verwachte productie van het Groningen gasveld conform het winningsplan (2007).

Bron: NLog http://www.nlog.nl/nl/reserves/Groningen.html

Conclusie

  • De verwachte productie (zie figuur 96) liet een heel andere verwachting zien. Het is voor de bewoners de zoveelste tegenvaller te moeten constateren dat in 2013, het jaar na de beving van Huizinge meer gewonnen wordt dan ons voorgehouden is bij monde van minister Kamp in Loppersum tijdens een gesprek met hem op 27 januari 2013 waar bovenstaande grafiek werd vertoond.

In april 1975 werd verwacht dat de maximale gasproduct in 1977 werd verwacht, met daarna een afnemende productie tot het eindjaar 2025.

Bron: NAM rapport no 5900-I Oppervlaktedaling als gevolg van aardgasonttrekking in Groningen. Interim-rapport 1, aan de Inspecteur Generaal der Mijnen april 1975 http://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/nam%20rapport%20nr%205900i.pdf

De plannen zijn ondertussen bijgesteld. Met behulp van het GLT (Groningen Long Term) Project weet de NAM onder andere d.m.v. compressoren meer en langer gas te winnen.

In de Volkskrant van 16 januari 2014 stond te lezen dat in de meerjarenraming van de Miljoenennota er tot 2017 al 20% minder gas wordt gewonnen, vergeleken met het topjaar 2013. Dat door het kabinetsbesluit daar 10 procent extra bovenop komt, dat dit betekent dat aan het einde van deze kabinetsperiode 30 procent minder gas wordt gewonnen. Het Staatstoezicht op de Mijnen vindt dat er minstens 40 procent minder gas moet worden geboord. Groningers vinden, volgens de Volkskrant, 40 procent acceptabel.

Opmerkingen

  • Een dergelijke steekproef mag nooit gebruikt worden als een excuus voor voldoende draagvlak. Deskundigen zijn het er niet over eens, laat staan dat burgers hierover een uitspraak kunnen doen.
  • Zeker is dat veel Groningers niet weten dat productiebeperking geen oplossing biedt voor het probleem. Of de gaswinning langzamer gaat of sneller, maakt uiteindelijk niets
    uit. Dezelfde geschiedenis speelt zich af in een kortere of langere tijd. Zie ook hst.1 A: Kracht van de bevingen.

Europese voorraden

Onze Europese voorraad in gas en olie bereikt de bodem. Vooral Frankrijk en Groot-Brittannië zien hun voorraden opraken. Wanneer er geen nieuwe voorraden worden gevonden zal vooral GB over vijf jaar niks meer hebben. Groot-Brittannië haalt zijn gas al uit Noorwegen.

Vooral Frankrijk dreigt al binnen een jaar geen voorraad meer te hebben. Rusland levert nu al hoofdzakelijk het gas aan Europa omdat zij nog een grote gas voorraad hebben die nog 100 jaar mee kan gaan. Qatar steekt boven Rusland uit zij hebben meer gas in de grond dan de Russen dit staat gelijk aan 1000 jaar gas.

Bron: http://www.energievergelijking.nl/5867-europese-gas-en-olievoorraad-bereikt-bijna-de-bodem/

Opmerking

  • De Staat heeft schulden, de fossiele brandstof raakt in Europa op. De olie- en gasmaatschappijen liggen om meerdere redenen onder vuur. Om verschillende redenen zal productiebeperking hoogstwaarschijnlijk zo lang mogelijk worden uitgesteld.

Productiescenario

“Het optreden van ruimtelijke differentiatie* in de seismische hazard tussen verschillende productiescenario’s is een belangrijke bouwsteen/uitgangspunt voorde beoordeling van het winningsplan Groningen. De resultaten van de TNO-AGEcontroleberekeningen laten ruimtelijk differentiatie in de seismische hazard zien tussen de verschillende productiescenario’s. De NAM onderkent geen ruimtelijke differentiatie in het Groningen veld op basis van haar methoden en onderzoeken. Dit verschil in inzicht vloeit voort uit verschillen in de volgende aannames en uitgangspunten:

  1. het compactiemodel,
  2. de partitiecoëfficiënt*
  3. en de berekening van het seismische hazard”

Bron: TNO 2013 Rl l953 l Eindrapport Toetsing van de bodemdalingsprognoses en seismische hazard ten gevolge van gaswinning van het Groningen veld 23 december 2013

* Differentiatie: proces waarbij iets zich in verschillende richtingen ontwikkelt.

*Partitiecoëfficiënt: Empirisch bepaalde fractie van de in ondergrond door compactie opgeslagen energie die als seismische energie vrijkomt. Een waarde van 1 betekent dat alle in de ondergrond opgebouwde energie (uiteindelijk) vrijkomt middels één of meerdere bevingen; een waarde van 0,001 betekent dat slechts 0.1% ervan vrijkomt als seismische energie.

 “De jaarlijkse productie uit het Groningen-veld is sinds 2000 stapsgewijs toegenomen van 20 tot 30 miljard m3 naar 45 tot 50 miljard m3.

Het afgelopen decennium is evenredig met de toenemende productie het aantal aardbevingen per jaar en daarmee ook het aantal krachtige aardbevingen in het Groningen-veld toegenomen.

De verwachtingswaarde voor de kans op een aardbeving met grotere magnitude (M>3.9) kan op termijn van enkele jaren met ongeveer een factor twee worden verlaagd door de jaarlijkse productie uit het Groningenveld in een keer te verlagen met een factor twee ten opzichte van de huidige productiesenelheid van ca. 50 miljard normal kubieke meter gas per jaar, gevolg door een geleidelijke verdere afname. Een significante verwachtingswaarde voor de kans op een aardbeving met een grotere magnitude blijft dan ook bestaan.

Op basis van de gevonden relatie tussen het jaarlijks aantal bevingen, de productie en de productiesnelheid zou de productiesnelheid tot ca. 12 normal BCM/jaar verlaagd moeten worden om het risico op aardbevingen te minimaliseren. Het is daarom mogelijk dat bij die productiesnelheid na enkele jaren vrijwel geen aardbevingen met een magnitude ≥ 1.5 meer zouden optreden in het Groningenveld.”

Bron: BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Den Haag, 25 januari 2013 https://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/03/13_Tweede%20Kamerbrief%2025%20januari%202013%20v2%20kl.pdf

Productiebeperking

Volgens de NAM is productiebeperking in Nederland minder relevant, schept verkeerde verwachtingen, is zelfs disproportioneel in de genoemde ALARP-termen. In hun bekende onderbouwende studies (TBO-rapporten) is het geringe effect van productiemaatregelen nader uitgewerkt.

“Het sneller of langzamer produceren van het veld heeft in het huidige NAM model hetzelfde gevolg als het sneller of langzamer afspelen van een film: dezelfde geschiedenis speelt zich af in een kortere of langere tijd. Het totale aantal bevingen en de verdeling naar magnitude van die bevingen blijft daarbij gelijk.”

Bron: Review TBO (Technische Begeleidingscommissie Ondergrond) rapportage, onderzoek 5. http://www.namplatform.nl/wp-content/uploads/2014/01/ref-02-13-11-25-review-tbo-onderzoek-5.pdf

In figuur 97 is te zien dat de hoeveelheid energie samenloopt met de gasproductie.


Figuur 97

Sterke toename van de vrijgekomen hoeveelheid energie vanaf 2003 (voornamelijk door aardbevingen groter dan 3,0) Bron: Kans op meer aardbevingen met hogere magnitudes in Groningen SodM april 2012 http://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/middelstum%20v1.pdf

SciLogs Legt in het artikel “Paniek in Groningen” op 4 februari 2013 dit nader toe:

“Een eerste belangrijk vaststelling is dat de cumulatieve vrijgave aan seismische energie opmerkelijk samenloopt met de cumulatieve productie bij de gaswinning. De jaarlijkse productie is sinds 2000 inderdaad sterk toegenomen van 20 à 30 miljard m³ naar 45 à 50 miljard m³. Vanaf 2003 is ook te zien dat de seismische energievrijgave steeds meer gebeurt door aardbevingen met een hogere magnitude (ML ≥3). Vandaar ook dat het SodM adviseert om de productiesnelheid in een keer drastisch te halveren ten opzichte van de huidige productiesnelheid van 50 miljard m³, om zo het aantal aardbevingen alsook de kans op ‘zwaardere’ aardbevingen sterk te reduceren, natuurlijk met alle economische (voor de NAM) en budgettaire gevolgen (voor de Nederlandse Staat) van dien.”

Bron: http://eoswetenschap.eu/content/paniek-groningen

Ook het KNMI zegt dat een analyse laat zien dat de frequentie-magnitude relatie in beide segmenten bepaald wordt door dezelfde Gutenberg-Richter (GR) b-waarde, maar een verschillende waarde voor de jaarlijkse hoeveelheid aardbevingen, de GR a-waarde. “De hoeveelheid bevingen neemt toe en dit verschijnsel lijkt te correleren met de toegenomen productie”. Bron: The August 16, 2012 earthquake near Huizinge (Groningen) Bernard Dost and Dirk Kraaijpoel KNMI, De Bilt January 2013 https://archive.org/stream/blg-205498/blg-205498_djvu.txt


“Een specifiek kenmerk van het Groningenveld is dat het altijd heeft gefungeerd als balansveld, gegeven de vraag en een bepaalde productie uit de kleine velden. Door de huidige productiebeperking voor Groningen, die als gevolg van de toegenomen seismische activiteit in elk geval tot en met 2016 is opgelegd, is deze functie vrijwel verdwenen. Zonder productiebeperking zou rond 2020 verlies van de balansfunctie optreden. Het publieke belang ‘optimaal beheer van de bodemschatten’ wordt nu ingevuld door middel van de productiebeperking op Groningen en een optimalisatie uit de kleine velden. De productiebeperking van Groningen benadrukt dus het belang van het kleineveldenbeleid.

In de afgelopen maanden is de politieke aandacht voor gas ook toegenomen door de ontwikkelingen in en rond de Oekraïne en rond de transitleidingen. Nationaal gezien is er daarnaast een nieuwe fase aangebroken met een grotere rol voor de omgang met de risico’s van aardbevingen in Groningen en de schade die daarvan het gevolg is. Dit gaat gepaard met een toename van de
maatschappelijke en politieke aandacht voor gaswinning, mede ingegeven door discussies over de winning van onconventioneel gas.”

Bron: Onderzoek Toekomst Governance Gasgebouw ABDTOPConsult Augustus 2014 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/10/07/onderzoek-toekomst-governance-gasgebouw.html

Productiebeperking cluster Loppersum tot 1 januari 2017

De maatregelen door het SodM aanbevolen en door de Overheid opgelegd inzake de mindering van gaswinning in de cluster Loppersum met 80% terug te brengen, zijn binnen korte termijn achterhaald door de werkelijkheid. Na 3 jaar is het evenwicht hersteld. De eerste twee jaar zijn de risico’s kleiner, maar in het derde jaar groter dan voorgesteld.

De bewoners wordt verteld dat door deze tijdwinst onderzoek kunnen worden gedaan naar maatregelen om de bevingen af te remmen.

Het is mogelijk dat met behulp van nieuwe technieken (inspuiten distikstof [N2]) de compactie mogelijk minder snel gaat, maar dit is niet zeker. Het kan ook dat doordat tijdens de Huizingebeving een zekere mate van tijdelijk evenwicht is hersteld, maar ook dit is niet zeker.

“Elke productiereductie betekent een afname van de compactiesnelheid. Compactie is de drijvende kracht achter de aardbevingen. In de onderzoeken en adviezen is primair gekeken welke maatregelen m.b.t. de gasproductie het meeste effect hebben in het risicogebied in termen van compactie. TNO heeft berekend dat met het sluiten van de Loppersum clusters de compactie in het Loppersum gebied met 31 procent afneemt. “

33529-30 Verslag van een schriftelijk overleg over het kabinetsbesluit inzake de gaswinning en verbetermaatregelen in Groningen en de bijbehorende onderzoeken
http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/commissievergaderingen/details/index.jsp?id=2014A00195

Het TNO merkt over de tijdsvertraging van het basis compactiemodel het volgende op:

“Belangrijker nog is dat deze methode niet geschikt is voor de differentiatie tussen verschillende productiefilosofieën. Dit wordt veroorzaakt door de tijdsvertraging van het basis compactiemodel van NAM van 7,3 jaar waardoor geen veranderingen zichtbaar zijn binnen periodes van 3-5 jaar.”

Bron: Eindrapport Toetsing van de bodemdalingsprognoses en seismische hazard ten gevolge van gaswinning van het Groningen veld TNO 23 december 2013

Door de vertraagde reactie van de ondergrond zal productievermindering op de korte termijn weinig effect hebben op het veiligheidsrisico. SodM geeft in zijn advies op het winningsplan aan dat het drastisch terugbrengen van de productie uit de clusters in het meest risicovolle gebied (rond Loppersum) de enige manier is om die risico’s op korte termijn (één tot twee jaar) te verlagen. SodM adviseert daarom vijf clusters voor een periode van ten minste drie jaar te sluiten. Die periode geeft tijd voor gedetailleerde metingen en (geomechanisch) onderzoek. Dit alles met het doel de onzekerheid rondom de voorspellingen van het veiligheidsrisico te reduceren. Ook zou die periode benut moeten worden voor onderzoek om de zeer uiteenlopende visies van experts over de berekening en weging van risico’s in relatie met aardbevingen meer in samenhang te brengen en uit te werken tot een consistent risicobeleid.”

Bron: brief aan de Tweede Kamer d.d. 17 januari 2014

Opmerkingen

  • Wanneer de NAM vertelt dat productiebeperking verkeerde verwachtingen schept, is dat waar:
    • Productiebeperking heeft als gevolg: dezelfde film langzamer afdraaien.

Stoppen met de gaswinning is het enige redmiddel. De bevingen zullen de jaren erna gewoon blijven komen, maar uiteindelijk minder heftig worden. Hoe lang die periode is, weet niemand.

  • Vijf clusters voor 3 jaar sluiten: dit alles met het doel de onzekerheid rondom de voorspellingen van het veiligheidsrisico te reduceren. NB. De onveiligheid wordt niet gereduceerd, slechts de onzekerheid rondom de voorspellingen.
  • Pas tussen 3 en 7 jaar zijn er volgens de NAM veranderingen zichtbaar. We kunnen er van uitgaan dat de NAM nooit angst wil aanjagen. Deze voorspelling vindt de NAM acceptabel. Heeft sluiting van de vijf clusters voor 3 jaar te maken met deze stelling van de NAM?

Compactiemodellen

Onderstaande grafieken uit 2013 laten respectievelijk zien hoeveel de compactie bedraagt bij het RTCM-model en lineair isotach model vanaf het begin van de gaswinning (figuur 98) en vanaf 2013 (figuur 99):

Figuur 98

Bron: TNO 2013 Rl l953 l Eindrapport Toetsing van de bodemdalingsprognoses en seismische hazard ten gevolge van gaswinning van het Groningenveld 23 december 2013

Figuur 99

De beide volgende grafieken toont de cumulatieve compactie volgens het RTCM-model voor de verschillende scenario’s voor de periode vanaf het begin van de gaswinning (figuur 100) en vanaf 2013 (figuur 101):

Figuur 100

Opmerking

  • NB: figuur 100 heeft een foutief onderschrift.

Figuur 101

Figuur 102 toont een grafiek met cumulatieve compactie vanaf 2013 voor de verschillende scenario’s voor de per¡ode vanaf 2013 tot en met 2023 met het RTCM model.

Figuur 102

Bron: TNO 2013 Rl l953 l Eindrapport Toetsing van de bodemdalingsprognoses en seismische hazard ten gevolge van gaswinning van het Groningenveld 23 december 2013 http://www.namplatform.nl/wp-content/uploads/2014/01/tno-rapport-groningen-23-12-2013-gelakte-versie.pdf

Figuur 103

Bron: TNO 2013 Rl l953 l Eindrapport Toetsing van de bodemdalingsprognoses en seismische hazard ten gevolge van gaswinning van het Groningenveld 23 december 2013 http://www.namplatform.nl/wp-content/uploads/2014/01/tno-rapport-groningen-23-12-2013-gelakte-versie.pdf

Opmerkingen

  • Het is duidelijk te zien dat in de scenario’s met het RTCM model bij zero production de compactie na een aantal jaren minder groot is, maar niet stopt.
  • Bij het Time-Decay* model zou de compactie teruglopen (zie figuur 103).

    *Decay = verval

Schuiling schreef in de NRC op 15 maart 2014 dat in het stuk over de gasbevingen (‘Kwade kansen’, Wetenschapsbijlage 1&2 maart) gezegd wordt dat de eerste bevingen pas in 1991 waargenomen werden. In werkelijkheid werden volgens hem de eerste bevingen al rond 1960 gevoeld, vrij kort na het begin van de gaswinning. De autoriteiten en de NAM zelf hebben een groot aantal jaren volgehouden dat gasbevingen niet bestaan, en dat schadeclaims van boeren in Groningen voortkwamen uit fraude en oplichting.

Het KNMI zegt op haar website (http://www.knmi.nl/cms/content/22993/aardbevingen_door_gaswinning_in_noord-nederland) dat tot 1986 er in Noord-Nederland geen aardbevingen zijn waargenomen. Dat de eerste aardbeving plaats vond bij Assen op 26 december 1986. Pas in 1993 is de NAM begonnen de bevingen te erkennen.

Wanneer we kijken naar de grafiek van figuur 104 zien we dat de zwaardere bevingen een na-ijleffect hebben. Voordat de spanning zich richting oppervlakte gaat ontladen, zijn jaren verstreken.

Conclusie

  • Als je lijntjes trekt bij bv.1991 (zie figuur 92) waar de eerste ‘zwaardere beving’ van M2 in Groningen was, en daarnaast een lijn bij 2014, is voor iedereen wel duidelijk waar het met een maximale productie naar toe gaat. Het heeft meer dan 10 jaar geduurd voordat bevingen werden ervaren. Zelfs wanneer men stopt met de gaswinning, zal de compactie volgens het RTCM-model tot 2080 doorgaan.

Figuur 104

Manieren om risico’s te beperken

In de brief van SodM d.d. 22 januari 2013 zijn twee manieren om risico’s te beperken: “Uitgaande van de definitie “risico = kans × effect” zijn er twee manieren om het aardbevingsrisico in het Groningse gasveld te beperken. Enerzijds kunnen maatregelen worden genomen om de kans op zwaardere aardbevingen te verminderen. Anderzijds kunnen maatregelen genomen worden om het effect van zwaardere aardbevingen te verminderen. De manier waarop risico’s worden beheerst wordt doorgaans duidelijk gemaakt in een vlinderstrikdiagram.” (Bow-tie). Zie figuur 105.

Bron: Brief SodM aan minister d.d. 22 januari 2013

 

Figuur 105

Het SodM merkt op ten aanzien van de reductie van hele veld (niet één cluster, want het veld is een communicerend vat):

“Echter een significante reductie in de gasproductie:

  • is de enige maatregel die op korte termijn genomen kan worden én waarvan het effect na 12 tot 16 maanden gemerkt zou moeten worden;
  • geeft een evenredig effect: bijvoorbeeld een 49% procent gasproductievermindering van 50 naar 30 miljard m³ per jaar zal leiden tot een 40% minder verwachte aardbevingen per jaar en een navenante reductie in de kans op een aardbeving groter dan M3.9.

Daarnaast adviseert SodM snelle besluitvorming in dit dossier. Als eerst alle noodzakelijke studies moeten worden uitgevoerd, waarvoor de NAM ongeveer 12 maanden denkt nodig te hebben , en als dan wordt geconstateerd dat de productie toch gereduceerd moet worden , zal het effect daarvan pas na 24-28 maanden gevoeld gaan worden. En als uit deze studies blijkt dat er andere maatregelen nodig zijn, zoals bij voorbeeld extra putten en installaties, komen daar vele maanden tot één jaar bij. Dat betekent pas op zijn vroegst na 36-40 maanden effect.”

Bron: Brief SodM aan ministerie van EZ, d.d. 22 januari 2013

“Er is overeenstemming tussen de verschillende onderzoekers en adviseurs over de verwachtingen voor de komende drie tot vijf jaar. Tevens is er overeenstemming over dat naast het geheel stopzetten van de productie van het Groningenveld de meest effectieve maatregel op korte termijn om het meest risicovolle gebied te ontzien, het terugdraaien van de Loppersum clusters is. Er is nu via de in het onderzoek ontstane ondergrondmodellen ook beter inzicht in de risicoverdeling over het gehele veld. De uitkomst daarvan is dat het seismisch risico in het overige gebied weliswaar aanwezig is, maar de komende drie jaar zodanig is dat het effect beperkt is. Uit de onderzoeken is naar voren gekomen dat de onzekerheid in de modelresultaten voor de periode na de komende vijf jaar sterk toeneemt. Daarom heb ik mede op advies van mijn SodM, Tcbb, TNO en de Stuurgroep besloten dat de komende jaren aanvullende onderzoeken en metingen verricht moeten worden, met als doel de onzekerheden over de langere termijn te reduceren.”

Bron: Brief min. Kamp. Betreft Beantwoording vragen over gaswinning in Groningen 30 januari 2014

“Verlaging gasproductie neemt risico’s niet weg, verlaagt jaarlijkse kans wel”

Bron: Kans op meer aardbevingen met hogere magnitudes in Groningen SodM april 2012 http://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/middelstum%20v1.pdf

Gasproductie in relatie tot risico’s

“Met het kabinetsbesluit om de gasproductie rond Loppersum met 80% terug te brengen en € 1,2 miljard uit te trekken voor schadeherstel en flankerend beleid is de ontkenningsfase van de problematiek rond de Groningse gaswinning voorbij. Dat is winst.” Bron: VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 31 januari 2014 Gaswinning Groningen-veld https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-30.pdf

Opmerkingen

  • Er zijn verschillende productiefilosofieën.
  • Binnen periodes van 3 tot 5 jaar zijn er volgens de NAM geen verandering zichtbaar. Dit op basis van het compactiemodel van de NAM.
  • Na 3 jaar komt de minister met nieuwe uitslagen. Niet voor niets lijkt 3 jaar voor de Overheid en NAM de beste keuze.

Conclusies

  • Het TNO zegt dat met sluiten de compactie met 31% afneemt. Dit houdt in dat bij een reductie van 80% in de cluster Loppersum de compactie nog minder afneemt dan 31%. De kans op zwaardere bevingen blijft. Bovendien worden de problemen alleen maar naar voren geschoven. Na 3 jaar is naar verwachting de druk geëgaliseerd.
  • De gasproductie verlaagt de jaarlijkse kans, maar de tijd haalt haar in. Uiteindelijk blijft de uitkomst hetzelfde.
  • Het merendeel van de €1,2 miljard was sowieso wettelijk gezien voor rekening NAM: €1.12 miljard (herstel en preventief verstevigen e.a.). De rest van het geld was voor rekening Provincie en gemeenten.Dat de minister ondanks deze kennis durft te spreken van een ontkenningsfase en winst, is onbegrijpelijk en kwetst veel mensen.
  • Het ene na het andere onderzoek heeft tot dusver alleen bevestigd dat de risico’s voor de bewoners groter worden. Veel mensen weten dat het slechts bedoeld is om tijd te rekken: de gaswinning levert ieder uur ruim €1,2 miljoen voor de Staat op.

C. Gasbaten

‘Gelieve de planten geen water te geven, anders roesten de microfoons.’ Wiet van Broeckhoven Belgisch politicus en mediapersoonlijkheid

Gasprijs

“Het voornaamste uitgangspunt was dat de verkoop van het gas maximale baten zou opleveren aan de Staat en de eigenaar van de concessie, de NAM. Daartoe werd het ‘marktwaardeprincipe’ geïntroduceerd als uitgangspunt voor de prijs waartegen het gas

aan de verschillende soorten afnemers zou worden verkocht. De gasprijs werd gekoppeld aan de prijs van alternatieve brandstoffen waartussen de verschillende afnemers konden kiezen; dat wil zeggen dat de gasprijs gelijk zou zijn aan die van huisbrandolie voor huishoudelijke en klein-zakelijke verbruikers, terwijl de prijs van stookolie bepalend zou zijn voor de gasprijs van de grootschalige industriële verbruikers. Zodoende zouden de afnemers nooit meer betalen voor gas dan ze voor andere brandstoffen zouden moet betalen, maar ook niet minder. De toepassing van dit principe had tot gevolg dat de prijs van het gas – en de inkomsten van de concessiehouders, de NAM en de Nederlandse Staat – op een veel hoger niveau kwamen te liggen dan wanneer zij gebaseerd waren geweest op de lage productiekosten van rond de een eurocent van het Slochterenveld plus de kosten van het transport.”

Bron: Essay Aad Correljé Eén verleden en vele toekomstscenario’s http://www.clingendaelenergy.com/inc/upload/files/Aardgas_1.pdf

De gasproductie vormde dus een belangrijke bron van inkomsten voor de Nederlandse Staat. Zij zag het als een welkome aanvulling op de staatskas. Er is geen fonds opgericht. Jelle Zijlstra was bang dat deze gelden voor extra overheidsuitgaven zouden zorgen. Het omgekeerde gebeurde. Er zijn er ‘leuke’ dingen mee gedaan, zoals in Groningen in de jaren zestig het ruilverkavelingsplan en vele andere projecten.

Bijna een kwart miljard is besteed aan de sociale zekerheid. Een goede tweede was het openbaar bestuur en de veiligheid.

Volgens Kees Koedijk, hoogleraar Financieel Management aan de Universiteit Tilburg, moeten staatsinkomsten uit natuurlijke bronnen volgens de regels van goed beheer, worden omgezet in vermogen. De vermogenspositie van een land mag volgens deze regel niet verslechteren. Volgen hem heeft de Staat het geld uitgegeven, maar niet aan investeringen. Het korte termijn beleid heeft het gewonnen van de lange termijn visie.

Het NRC schrijft op 12 juni 2009 dat Econoom Aad Correljé, die onderzoek heeft gedaan naar de uitwerking van al het aardgasgeld op de politieke besluitvorming, zegt dat de aardgasbaten het poldermodel hebben gefinancierd. “Het geld werd als smeerolie gebruikt om werkgevers en werknemers te vriend te houden.” Sweder van Wijnbergen vindt dat “noodzakelijke aanpassingen door politici werden afkocht met gasgeld”. De verantwoordelijke politici van toen geven de economen van nu gelijk. Het aardgas leidde tot “buitensporige uitgaven”, beaamt Tjerk Westerterp, minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Zo was de begroting van 1974 was al bijna klaar en de ministers werkten in de Trêveszaal aan de troonrede. “Toen zei Joop [den Uyl] opeens: ‘Wat zit er in deze begroting nou eigenlijk voor de gewone man?’ Toen heeft hij 1.300 miljoen gulden (590 miljoen euro) extra voor allerlei zachte posten voorgesteld – subsidies en zo. En Wim (Duisenberg, minister van Financiën, PvdA, red.) ging ermee akkoord. Hij was politiek nog te onervaren.” Marcel van Dam, toen staatssecretaris van Volkshuisvesting, kan zich nog een vergadering van de PvdA-bewindslieden herinneren waarin werd gezegd: ‘we zitten de komende decennia op rozen’. “Het besef drong door dat het aardgas in Slochteren vergelijkbaar was met een gigantische goudader”, zegt hij.

Bron: NRC 12 juni 2009 http://vorige.nrc.nl/achtergrond/article2270065.ece/Feest_50_jaar_boven_onze_stand_geleefd_dankzij_Slochteren

Vraag: “Kan de minister bevestigen dat de regering veronderstelt, zoals de leden van de GroenLinks-fractie lezen in de Miljoenennota, dat de waarde van aardgas in de toekomst zal stijgen?

Antwoord:”In de Miljoenennota 2013 is onderstaande aardgasbatenraming opgenomen. Het olieprijsscenario en het dollarkoersscenario zijn opgesteld door het Centraal Plan Bureau. Dit scenario laat een stijgende olieprijs zien. Echter, voor de gasprijs wordt de olieprijs steeds minder relevant. De gasprijs komt grotendeels op gashandelsplaatsen tot stand, zoals het TTF, en die prijs is onafhankelijk van de olieprijs. In de tabel zijn opgenomen de futures-prijzen van de gasbeurs APX Endex. Het productievolume daalt in de loop van de jaren waarop de raming betrekking heeft. Overigens viel de productie in 2012 uiteindelijk lager uit.”

Aardgasbatenraming opgenomen in de Miljoenennota 2013, d.d. september 2012.

2012

2013

2014

2015

2016

2017

USDollar/Euro

1,27

1,25

1,32

1,32

1,32

1,32

olie $/vat

104,3

95,1

122,3

124,7

127,2

129,8

Beursprijs TTF-gas (ct./m3)

24

26

26

25

25

25

productie mrd. m3

77

72

68

65

61

57

Niet-belastingontvangsten

12,70

11,75

11,80

11,95

11,50

11,05

Vennootschapsbelasting

1,80

1,70

1,65

1,50

1,40

1,30

Totaal trans

14,50

13,45

13,45

13,45

12,90

12,35

Niet-belastingontvangsten

11,95

12,00

11,75

11,85

11,65

11,15

Vennootschapsbelasting

1,70

1,80

1,65

1,50

1,40

1,30

Totaal kas

13,65

13,80

13,40

13,35

13,05

12,45

Bron: VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 15 februari 2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-17.odt


33 529 Gaswinning Groningen-veld

Nr. 31 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2014

“Op 4 februari jl. heeft het lid Van Tongeren bij regeling van werkzaamheden verzocht om een overzicht van de inkomsten van NAM uit het Groningengas (Handelingen II 2013/14, nr. 49, Regeling van Werkzaamheden). Er is geen specifiek overzicht van de inkomsten van NAM uit het Groningengas sinds de start van de winning beschikbaar. Een dergelijk overzicht is alleen beschikbaar voor een recentere periode, namelijk de periode 2006–2013. Deze periode beslaat bijna 40% van de gasbaten sinds de start van de winning in 1963. In de periode 2006–2013 is de winst van het Groningengas op de volgende wijze verdeeld tussen de Staat en NAM:

 

 

Groningen volume

(mrd m3)

winst

(in mld. €)

w.v. Staat

(in mld. €)

w.v. NAM

(in mld. €)

2006 32,2 7,15 6,30 0,85
2007 29,9 6,75 5,85 0,90
2008 38,9 10,65 9,45 1,20
2009 37,8 8,10 7,05 1,05
2010 50,1 9,15 8,00 1,15
2011 44,7 9,95 8,90 1,05
2012 47,2 12,85 11,40 1,45
2013 53,2 13,20 11,90 1,30
    77,80 68,85 8,95

Bron:
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-31.html

Investerings – of vermogensfonds

FES

“Veel ministers uit die tijd (zoals Wim Duisenberg, Ruud Lubbers en Tjerk Westerterp) hebben later gepleit voor zo’n apart staatsinvesteringsfonds. Ruud Lubbers (minister van Economische Zaken tijdens het kabinet-Den Uyl) heeft nog wel een stap in de goede richting gezet. Tijdens zijn premierschap (1982-1994) is onder zijn aanvoering het Fonds Economische Structuurversterking (FES) voorbereid, dat er uiteindelijk in 1994 kwam. In het vervolg zou 42,5% van de aardgasbaten vloeien naar investeringen in infrastructuur. De overige 57,5% werd gezien als gewone belastingopbrengsten. Maar de FES is uiteindelijk een slap aftreksel geworden. Financieel uit de hand gelopen projecten als de Betuwelijn en de Hogesnelheidslijn zijn er uit gefinancierd. Het kabinet-Balkenende heeft in 2005 de investeringsmogelijkheden zelfs verruimd tot de “kenniseconomie van Nederland.””

Bron: Dutch disease en hoe Nederland de gasbaten verkwanselde http://wetenschap.infonu.nl/onderzoek/37792-dutch-disease-en-hoe-nederland-de-gasbaten-verkwanselde.html

“Door de ruimere criteria bestaan daar nu meer mogelijkheden voor. VVD-Kamerlid Frans Weekers vindt dat de doelstellingen van het FES nu al te breed zijn vastgesteld.

“Vorig jaar is zelfs geld gestoken in een experiment voor gratis openbaar vervoer. Dat is van de gekke. Voor maatschappelijke investeringen is het geld nu net niet bedoeld. Dan begeef je je op glibberig terrein.”

Bron: NRC 27 juni 2008 http://vorige.nrc.nl/economie/article1933689.ece/Nieuwe_regels_voor_besteding_aardgasbaten

“Vanaf 2008 is de voeding van het FES als vast percentage van de aardgasbaten afgeschaft, conform het Coalitieakkoord (2007). Deze wijziging, die op termijn moet leiden tot een vaste voeding voor het FES, is vooral ingegeven door het probleem an bestedingsdrang in het FES bij meevallende gasbaten.” (zie figuur 106)

Figuur 106

Bron: De Nederlandse Bank: de Nederlandse gasbaten en het begrotingsbeleid: theorie versus praktijk, Peter Wierts en Guido Schotten

Conclusies

  • FES gelden zijn niet ingezet voor oorspronkelijk bedoelde plannen.
  • De politiek is onbetrouwbaar op de lange termijn. Er had daarom al veel eerder een investerings – of vermogensfonds moeten worden ingesteld.

“De extra kosten voor de Oosterscheldedam (uiteindelijk zelfs bijna drie miljard euro) werden gefinancierd uit de aardgasbaten. “Een forse begrotingsoverschrijding, maar ook een nuttige besteding van het gas uit Slochteren”, meent Westerterp. “Dat hadden we vaker moeten doen.” Een apart investeringsfonds had “absurde bestedingen zoals subsidies voor vrouwencafés” kunnen voorkomen, meent hij. “Een gemiste kans.”

Ook Duisenberg blijkt later voorstander van een investeringsfonds. Maar het idee om de aardgasbaten te storten in een apart fonds “was gezien het politiek en economisch klimaat van de jaren zeventig – naar mijn mening – [toen] geen reële optie”, zei Duisenberg in het boek Natural Gas in the Netherlands (2003). Dat vond toen ook minister Ruud Lubbers van Economische Zaken. De aardgasbaten waren volgens hem “geen zegen, maar een vloek”, zegt Lubbers nu. De gasmiljarden hebben tot “een gebrek aan discipline” geleid. “We raakten de kritische toets op de overheidsuitgaven kwijt.” Eind jaren tachtig zag Lubbers, nu als premier (1982-1994), kans om een fonds te creëren met als doel de structuur van de Nederlandse economie te versterken.

“Toen ik in 1989 als minister van Economische Zaken aantrad, lag er al een plan klaar en ik hoefde niet te worden overtuigd van de voordelen”, zegt Koos Andriessen. In de jaren zestig had hij, toen eveneens als (jong) minister van Economische Zaken, nog felle discussies met Zijlstra over zo’n fonds gevoerd. De CDA’er maakte in het derde kabinet-Lubbers zijn comeback op het ministerie en lanceerde het gasbatenfonds, het Fonds Economische Structuurversterking. In het fonds, uiteindelijk opgericht in 1995, zit tot en met dit jaar 26,5 miljard euro – de Betuwelijn en de Hogesnelheidslijn zijn de meest bekende, door het FES gefinancierde, infrastructurele projecten.”

Bron: NRC 12 juni 2009

Het NRC schrijft op 21 juni 2009:

Noorwegen vond in 1969 olie in de Noordzee. De Noren wilden niet dezelfde fout maken als Nederland en Groot-Brittannië hadden gemaakt – namelijk de olie- en gasinkomsten gebruiken voor consumptieve uitgaven in plaats van investeringen. Juist het sparen voor toekomstige generaties was reden om in 1990 het Government Pension Fund op te richten. Het Noorse vermogensfonds gebruikt de olie- en gasbaten om te beleggen in buitenlandse aandelen en obligaties. “Zo’n fonds dwingt tot een langetermijnvisie. Het werkt disciplinerend en ontstijgt de politieke waan van de dag”, zegt Sweder van Wijnbergen. “Het dwingt tot echt rentmeesterschap.”

“Twee medewerkers van De Nederlandsche Bank hebben vorig jaar berekend dat als het resterend gasvermogen in zo’n vermogensfonds zou worden gestort, de Staat kan rekenen op een permanente stroom aan inkomsten van circa 2,5 miljard euro per jaar. Maar CDA-minister Maria van der Hoeven (Economische Zaken) ziet geen reden om het bestaande Fonds Economische Structuurversterking te veranderen. “De economen van De Nederlandsche Bank gaan voor het hoogste rendement”, zei Van der Hoeven in een reactie. “Wij willen antwoorden geven op maatschappelijke problemen en dat kost geld.

Een “schijnargument”, meent Van Wijnbergen. De inkomsten uit zo’n fonds zou je hier ook voor kunnen gebruiken.

Economen van de Rabobank hebben berekend wat er gebeurd zou zijn als de gasbaten vanaf de ontdekking van Slochteren in een vermogensfonds zouden zijn gestort. Dan zou er nu ruim 300 miljard euro in kas zitten, ruim half zo veel als ons bbp (bruto buitenlands product). Ter vergelijking: pensioenfonds ABP had eind 2008 een belegd vermogen van 173 miljard euro. Van Wijnbergen: “De kerngedachte van een vermogensfonds is dat het ook nog inkomsten voor de Overheid oplevert wanneer de gasinkomsten zijn weggevallen. Dat vereist een investering. Politici houden daar niet van. Politici, die willen geld uitgeven. Ze vieren feest, maar zijn asociaal bezig jegens toekomstige generaties.”

Tot dusver het NRC op 21 juni 2009.

http://vorige.nrc.nl/economie/article2275547.ece/Nederland_geeft_gasgelden_liever_uit_dan_te_sparen

Conclusies

  • Ieder die financiën beheert weet dat in tijden van voorspoed middelen opzij gezet moeten worden voor moeilijker tijden.
  • Politici hoeven zich niet echt te verantwoorden voor verkeerde beslissingen. Nederland waande zich als een kind in een speeltuin: alles kon, alles mocht, behalve kritiek.

Besteding van de gasgelden: een stropdas i.p.v. een vlinderstrik

Evenwicht was ver te zoeken in de besteding van de gasgelden. In het gebied boven het Groningenveld is naast de reguliere welvaartsstijging nooit echt iets gemerkt van de buitensporige winsten van de NAM/Overheid. Van de FES-gelden was slechts 1 procent bestemd voor de drie noordelijke provincies. Is er misschien op voorhand al rekening gehouden met de mogelijkheid dat gaswinning op den duur vervelende consequenties zou kunnen hebben? Het is wel heel opvallend hoe weinig boven de A7 is geïnvesteerd, ondanks de Eemshaven. Een keer was er begin jaren negentig een voorzichtig verzet van de Provincie.

Trouw schrijft op 19 februari 2009: “De provincie Groningen is door Eurostat donderdag uitgeroepen tot de op vier na rijkste regio
van de Europese Unie. Daarmee negeert het Europees statistisch bureau een oproep van de provincie om te stoppen met deze “hardnekkige onzin”. Eurostat rekent namelijk de totale aardgasbaten van de Staat als inkomsten van de Groningers. De hoge plaatsing maakt het voor Groningen soms lastig EU-subsidies te krijgen.”

De “Hollandse ziekte” of “Dutch disease”

“Als gevolg van de aardgasbaten heeft Nederland al die jaren op te grote voet geleefd. Het kabinet-Den Uyl (1973-1977) speelde het zelfs klaar om bijna 10% van de collectieve uitgaven te betalen uit de aardgasbaten. Als gevolg van de energiecrisis van 1973 explodeerde aan de ene kant de gasprijs, terwijl aan de andere kant de recessie met de gestegen aardgasbaten werd bestreden (zoals subsidies voor werkgelegenheidsplannen en uitkeringen). Daarmee prijsde Nederland zich uit de markt, omdat de loonkosten in vergelijking met het buitenland te hoog bleven. Het verschijnsel Dutch disease zien we nu bij meer grondstoffenlanden (denk aan Iran en Venezuela), maar de Nederlandse regering wil(de) maar niet leren van de gemaakte fouten.” Bron: Dutch disease en hoe Nederland de gasbaten verkwanselde

http://wetenschap.infonu.nl/onderzoek/37792-dutch-disease-en-hoe-nederland-de-gasbaten-verkwanselde.html

Vermogensfonds

“Het Noorse ministerie van Financiën bepaalt het beleggingsbeleid en wordt daarbij geadviseerd door een speciale adviesraad, de centrale bank en externe adviseurs. Het vermogensfonds wordt beheerd door de Norges Bank, de centrale bank. Het belegd vermogen is ongeveer 265 miljard euro (bijna net zoveel als het bruto binnenlands product van Noorwegen). Het vermogen was – door de internationale kredietcrisis – 23 procent lager dan het jaar daarvoor. De inkomsten van dit vermogen (dividend en rente) worden opnieuw belegd en ondermeer gebruikt voor de nationale oudedagsvoorziening.

“Zo’n fonds dwingt tot een langetermijnvisie. Het werkt disciplinerend en ontstijgt de politieke waan van de dag”, zegt Sweder van Wijnbergen. “Het dwingt tot echt rentmeesterschap.”

Twee medewerkers van De Nederlandsche Bank hebben vorig jaar berekend dat als het resterend gasvermogen in zo’n vermogensfonds zou worden gestort, de Staat kan rekenen op een permanente stroom aan inkomsten van circa 2,5 miljard euro per jaar. Maar CDA-minister Maria van der Hoeven (Economische Zaken) ziet geen reden om het bestaande Fonds Economische Structuurversterking te veranderen. “De economen van De Nederlandsche Bank gaan voor het hoogste rendement”, zei Van der Hoeven in een reactie. “Wij willen antwoorden geven op maatschappelijke problemen en dat kost geld.”

Een “schijnargument”, meent Van Wijnbergen. De inkomsten uit zo’n fonds zou je hier ook voor kunnen gebruiken.”

“Economen van de Rabobank hebben berekend wat er gebeurd zou zijn als de gasbaten vanaf de ontdekking van Slochteren in een vermogensfonds zouden zijn gestort. Dan zou er nu ruim 300 miljard euro in kas zitten, ruim half zo veel als ons bbp (bruto nationaal product). Ter vergelijking: pensioenfonds ABP had eind 2008 een belegd vermogen van 173 miljard euro. Van Wijnbergen: “De kerngedachte van een vermogensfonds is dat het ook nog inkomsten voor de Overheid oplevert wanneer de gasinkomsten zijn weggevallen. Dat vereist een investering. Politici houden daar niet van. Politici, die willen geld uitgeven. Ze vieren feest, maar zijn asociaal bezig jegens toekomstige generaties.”

Bron: NRC 21 juni 2009 http://vorige.nrc.nl/article2275547.ece

Besteding gasbaten

“Flip de Kam, emeritus hoogleraar openbare financiën aan de Rijksuniversiteit Groningen, heeft samen met NRC Handelsblad berekend dat in de periode 1959-2009 slechts 15,4% (EUR 32,5 miljard) van de totale aardgasbaten van EUR 211,1 miljard bij infrastructuur terecht is gekomen. De rest is allemaal uitgegeven aan:

  • Sociale zekerheid: 24,8% (EUR 52,3 miljard)
  • Openbaar bestuur en veiligheid: 20,1% (EUR 42,5 miljard)
  • Collectieve zorg: 10,4% (EUR 21,9 miljard)
  • Onderwijs: 9,2% (EUR 19,5 miljard)
  • Rente: 7% (EUR 14,8 miljard)
  • Overdracht aan bedrijven: 6,2% (EUR 13,1 miljard)
  • Internationale samenwerking: 3,5% (EUR 13,1 miljard)
  • Defensie: 3,4% (EUR 7,2 miljard)”

Bron: Dutch disease en hoe Nederland de gasbaten verkwanselde http://wetenschap.infonu.nl/onderzoek/37792-dutch-disease-en-hoe-nederland-de-gasbaten-verkwanselde.html

Flip de Kam zegt verder hierover in de NRC:

“Het ondergrondse vermogen werd verbruikt, maar in investeringen in bovengronds vermogen – de nationale infrastructuur – kwam maar 15 procent van de opbrengst terecht, zegt De Kam. De overige 85 procent van de aardgasbaten zijn gebruikt voor sociale uitkeringen, rente op staatsschuld en uitgaven voor zorg, onderwijs en bestuur. “Dat geld ging in rook op”, constateert De Kam.”

Bron: NRC 12 juni 2009 http://vorige.nrc.nl/article2270065.ece

Volgens het NRC staat De Kam niet met zijn kritiek alleen: “De berekeningen illustreren een “onthutsend beeld”, beaamt Sweder van Wijnbergen, hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam. Nederland had een veel betere publieke infrastructuur kunnen hebben. “Chargerend zou je kunnen zeggen dat Nederland niet in de file had hoeven te staan, wanneer het geld slimmer was besteed.”

Bron: NRC 12 juni 2009 http://vorige.nrc.nl/article2270065.ece

“Door de eerste oliecrisis eind 1973 raakte ook de Nederlandse economie in een recessie, maar voor Nederland was het gemakkelijk die klap op te vangen met de aardgasbaten. Het geld stroomde immers met bakken tegelijk binnen. De baten stegen van 0,8 miljard euro in 1973 tot 8,7 miljard euro in 1980. Ze werden gebruikt voor een keynesiaans stimuleringsbeleid, dat in feite neerkwam op uitbreiding van de verzorgingsstaat. Econoom Aad Correljé, die onderzoek heeft gedaan naar de uitwerking van al het aardgasgeld op de politieke besluitvorming, zegt dat de aardgasbaten het poldermodel hebben gefinancierd. “Het geld werd als smeerolie gebruikt om werkgevers en werknemers te vriend te houden.” Sweder van Wijnbergen vindt dat “noodzakelijke aanpassingen door politici werden afkocht met gasgeld”.

De verantwoordelijke politici van toen geven de economen van nu gelijk. Het aardgas leidde tot “buitensporige uitgaven”, beaamt Tjerk Westerterp, minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Zo was de begroting van 1974 was al bijna klaar en de ministers werkten in de Trêveszaal aan de troonrede. “Toen zei Joop [den Uyl] opeens: ‘Wat zit er in deze begroting nou eigenlijk voor de gewone man?’ Toen heeft hij 1.300 miljoen gulden (590 miljoen euro) extra voor allerlei zachte posten voorgesteld – subsidies en zo. En Wim (Duisenberg, minister van Financiën, PvdA, red.) ging ermee akkoord. Hij was politiek nog te onervaren.”

Marcel van Dam, toen staatssecretaris van Volkshuisvesting, kan zich nog een vergadering van de PvdA-bewindslieden herinneren waarin werd gezegd: ‘we zitten de komende decennia op rozen’. “Het besef drong door dat het aardgas in Slochteren vergelijkbaar was met een gigantische goudader”, zegt hij.”

Bron: NRC 12 juni 2009 http://vorige.nrc.nl/achtergrond/article2270065.ece/Feest_50_jaar_boven_onze_stand_geleefd_dankzij_Slochteren

“Al in 1975 dekt het staatsaandeel in de gasopbrengsten bijna 10 procent van de rijksuitgaven. De collectieve uitgaven schieten omhoog van 45 tot 51 procent van het bbp. In het volgende kabinet, zonder de PvdA maar van CDA en VVD, stijgt dit percentage verder tot meer dan 60.

Het gas uit Slochteren was ook behulpzaam bij het voorkomen van kabinetscrises, herinnert Westerterp zich. Het kabinet-Den Uyl staat in 1976 “op springen”. Aanleiding is onenigheid over de Oosterscheldedam. Om een watersnoodramp zoals in 1953 te voorkomen moet de Oosterschelde met een dam worden afgesloten. Duisenberg en Westerterp, beiden voorstander voor een vaste dam, spreken elkaar. “Wim zei tegen mij: ‘Tjerk die beweegbare stormvloedkering gaat 1,85 miljard gulden (0,8 miljard euro) méér kosten en ik vind dat financieel onaanvaardbaar’.” Bij de PvdA wordt lang op Duisenberg ingepraat. Op de dag van het besluit rinkelt vroeg in huize Westerterp de telefoon. “Wim zei: ‘We hebben vannacht vergaderd met Den Uyl. Ik kan het financieel onaanvaardbaar niet uitspreken, want dan komt er ook een breuk in de PvdA’.”

Bron: NRC 12 juni 2009 http://vorige.nrc.nl/achtergrond/article2270065.ece/Feest_50_jaar_boven_onze_stand_geleefd_dankzij_Slochteren

De gasbaten zijn o.a. uitgegeven aan bekende projecten zoals:

Ruilverkavelingsprojecten, de Oosterscheldedam, de Betuwelijn, de HSL-lijn, de Vogelaarwijken, het optuigen van UWV, de immigratie, aanleg van de Maashaven, werkgelegenheidsplannen, uitkeringen, optuigen van het UWV, smeermiddel bij kabinetten, buurthuizen, verenigingen en andere leuke dingen waar het zeker zonder kon.

Niet reserveren is een keuze

Het allerergste is, en dit is ook de Noordelijke bestuurders van destijds aan te rekenen: er is nooit nagedacht om gelden te reserveren voor mogelijke gevolgen van de mijnbouw t.a.v. de bevolking die daar rechtstreeks bij betrokken is.

Iedereen kon weten dat waar mijnbouw is, schade volgt. Noch door de Overheid, noch door de NAM is geld opzij gelegd voor tijden dat het nodig zou zijn. Ook de beide aandeelhouders van NAM: Shell en ExxonMobil weten uit ervaring dat mijnbouw nooit zonder gevolgen blijft.

Kortom, er is (willens en wetens?) niet nagedacht over:

  • Schade

    Er is nooit geld gereserveerd voor eventuele schade (Naast doorlopende schade gaan steeds meer mensen gebukt onder de daling van de verkoop van woningen en daaraan gerelateerd de daling van de woningwaarde; het cultureel erfgoed ondervindt grote schade, het leefgebied als geheel gaat achteruit, enz. Evenmin is en wordt er iets gereserveerd voor (toekomstige) risico’s als fysieke, emotionele en financiële schade.)

  • Investeringen

    Er is in de gebieden boven het Groningenveld nooit iets wezenlijks geïnvesteerd, noch in bedrijvigheid, noch in toerisme, cultuur, enz. enz. waardoor de werkgelegenheid afnam, de mensen wegtrokken, het gebied verarmde en voor investeerders van buiten minder aantrekkelijk werd.

  • Waterhuishouding

    De provincie heeft zich laten afkopen voor een eeuwigdurend probleem: de waterhuishouding. Het potje met geld voor schade aan Wanneer de mijnbouwmaatschappij om welke reden dan ook met de gaswinning stopt, is 30 jaar nadien geen aanspraak meer mogelijk. De ingelanden zijn dan zelf verantwoordelijk voor een enorme kostenpost: het onderhoud aan gemalen en dijken; een zeer waarschijnlijk blijvend in beweging zijnde bodem: de gemalen krijgen steeds meer te verwerken, zullen moeten worden vervangen, enz.).

    “De bodemdaling heeft voornamelijk gevolgen voor de waterhuishouding. Indien er geen maatregelen getroffen worden zal door het dalen van de bodem de waterstand in sloten, meren en kanalen hoger worden en zal ook de grondwaterstand stijgen. Een verhoging van de (grond)waterstand kan leiden tot lagere opbrengsten voor de landbouw. Ook vermindert de doorvaarthoogte van bruggen en komen oeverconstructies en kanaaldijken lager te liggen, waardoor schade kan optreden. Verder verminderen de hoogtes van zeedijken, zeesluizen en buitendijks gelegen terreinen ten opzichte van de zeespiegel.”

    Bron: http://www.commissiebodemdaling.nl/

D. Het Gasakkoord

Vooral elkanders vruchtgebruik berust op een stilzwijgend akkoord. Karel Jonckheere


Historie totstandkoming Gasakkoord

  • okt. 2013: Het plan Meijer verschijnt.
  • 6 nov. 2013: Prov. Staten geven vervolgens de opdracht aan het bestuur van de Provincie d.m.v. een motie met de regering te onderhandelen over de problemen in het aardbevingsgebied. Uitgangspunt is het voortzetten van het plan cie. Meijer.
  • Weekend van 11 jan. 2014:Wassenaar delegatie (Com. Max van den Berg, William Moorlag en mevr. Schrikkema (ambtenaar) onderhandelen met EZ over het akkoord.
  • In week 5 van 2014 staat in een paar regionale kranten een paginagrote advertentie waarin de bevolking geïnformeerd wordt. In de aanhef stond: ‘Namens de Groningers hebben we met het kabinet een akkoord gesloten.’
  • 17 jan. 2014:’Akkoord‘ bereikt tussen de provincie en ‘gemeenten’ (= burgemeesters van 9 gemeenten), de NAM en het Kabinet. Dialoogtafel geïnstalleerd.
  • 17 en 18 jan. 2014: Kamp in Groningen: licht Gasakkoord toe (= akkoord op basis van voorstellen cie. Meijer).
  • 27 jan. 2014: Leden cie. EZ II² Kamer vergaderen in prov. huis: hoorzitting.
  • 29 jan. 2014:Technische hoorzitting in Den Haag voor cie. EZ.
  • 5 febr. 2014: Keuzedebat over Gasakkoord.

Enkele stukken m.b.t. het Gasakkoord

  1. Uit: NAM Platform, Laatst gewijzigd: 22 januari 2014

“Regionaal Investeringsprogramma
Het Regionaal Investeringsprogramma is samengesteld in nauw overleg tussen de Rijksoverheid, Provincie Groningen, verschillende gemeenten, de inwoners van Noordoost-Groningen en NAM. Uiteraard is bij de samenstelling van het programma ook rekening gehouden met de voorstellen van de commissie Meijer.”

  1. Gedeputeerde Staten schreef in een brief d.d. 21 januari 2014 aan de Provinciale Staten::

“U heeft ons op 6 november 2013 verzocht alles in het werk te stellen het kabinet er toe te bewegen de aanbevelingen van de commissie Meijer over te nemen. Dat heeft er toe geleid dat wij, samen met de negen gemeenten uit het aardbevingsgebied, op 17 januari 2014 een akkoord hebben gesloten met Minister Kamp, getiteld Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen.”

Bron: http://www.provinciegroningen.nl/fileadmin/user_upload/Documenten/Brief/2014-03579_bijlagen.pdf

  1. Besluitenlijst Provinciale Staten Statenvergadering 5 februari 2014

“Punt 2. (De dialoogtafel)

Op 17 januari 2014 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, samen met de negen gemeenten uit het aardbevingsgebied, een akkoord gesloten met Minister Kamp getiteld ‘Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen’.”

Kritiek democratische procedure t.a.v. totstandkoming Gasakkoord

De uitspraak hierboven bij punt 3 kan misschien wel, dit is na te vragen aan hoogleraren bestuurskunde en staatsrecht.

Maar deze instanties kunnen op geen enkele manier de bevolking binden met een akkoord. De mens is soeverein, behoudens wettelijke beperkingen. Daar hoort deze handelwijze niet bij. Echter nogmaals, in de grote verwarring die rond de diepe mijnbouwsituatie in de noordelijke provincies bestaat, is het zogenaamde akkoord een zoveelste bijdrage aan de vergroting van de chaos. Juist omgekeerd aan wat het in woorden doorgeeft.

Opmerkingen

Bij het tot stand komen spelen naast het bovenstaande, wat eigenlijk al voldoende is, nog bijkomende vragen en onduidelijkheden:

  1. Het zogenaamde gasakkoord berust sowieso op drijfzand. Volgens de analyse van de onafhankelijke deskundige, ingenieur Houtenbos, en niet alleen die van hem, is het risico op ernstige schade aan gebouwen en hun bewoners de komende jaren veel groter dan de NAM en de Minister van Economische Zaken aangeven. Dat dit zo is wordt toegelicht in zijn notitie ‘Bevingskans Gaswinning Groningen’ met bijbehorende grafieken. Zie ‘Presentatie Kennis en Macht’: http://bodemdaling.houtenbos.org/case-histories/groningen
  2. De Provinciale Staten hadden op 6 november 2013 geen tot weinig kennis van de risico’s zoals in de rapporten die op 17 januari 2014 naar buiten kwamen, zijn weergegeven.
  3. De Provinciale Staten hebben de waarschuwingen van burgers niet meegenomen in hun overwegingen.
  4. De Provinciale Staten hebben het akkoord niet gesloten. Er ligt geen officieel besluit aan ten grondslag.
  5. Op geen enkele manier kunnen deze functies (een willekeurig aantal burgemeesters en één Commissaris van de Koning), ook niet als zij bij elkaar worden opgeteld, zoals hier gebeurt, dus opgeteld één commissaris van de Koning, 9 burgemeesters en gedeputeerde staten, wie zij dan ook vertegenwoordigen, behalve zichzelf, tenzij het gaat om wettelijk toegemeten taken.
  6. Het namens de ” bevolking” belangrijke afspraken maken over de gevolgen van bodemdaling, aardbevingen en alles wat daarbij komt kijken, is niet een wettelijke aan deze functies toegemeten taak.
  7. De Commissie Meijer heeft de waarschuwingen van burgers niet meegenomen in haar rapport.
  8. Dit laat nog buiten beschouwing dat het woord “bevolking” geen rechtsgeldig begrip is. Het woord “bevolking” is meer een gangbaar woord om een verzameling bewoners aan te duiden op een nader aangegeven aardoppervlak. Dat is dan ook alles, wat hiermee kan worden bespeeld. Als zodanig valt het gebruik hiervan in de categorie “suggestieve beeldvorming“.
  9. In door overheidsinstanties opgestelde stukken komen allerlei woorden voor, die het omgekeerde suggereren, dus dat het niet om beeldvorming gaat maar om bindende op de wet gebaseerde uitspraken. Zoals “namens de Groningers hebben wij” (volgt een akkoord gesloten), hebben de negen burgemeesters en de Commissaris van de Koning namens de bevolking ( volgt ingestemd, onderschreven, zijn akkoord gegaan, etcetera) samen met het kabinet. Al deze uitlatingen zijn op niets gebaseerd behalve op wishful thinking, op aansturing in de richting die door de aanstuurders wordt gewenst. Als zodanig zijn het uitlatingen, die misleidend over kunnen komen, zeker als ze uit de mond komen van zulke hoge gezagsdragers. En vooral als mensen, Groningers bijvoorbeeld, alles zouden geloven wat op papier staat en is gedrukt.
  10. Een gebeurtenis als deze is iets wat niet kan, afgezien van het feit dat het niemand bindt, omdat het laakbaar is als publiekrechtelijke instanties, zeker op het niveau van deze ambtsdragers die natuurlijk beter weten, een onwettige orkestratie voor hun rekening nemen en daar een legaal tintje aan mee geven.
  11. Het sluiten van een akkoord namens de bevolking kan niet. Je kunt wel namens de gemeente
    of de provincie een akkoord sluiten, mits hier een raadsbesluit/provinciaal besluit aan ten grondslag ligt. Wat de NAM op haar platform schrijft, kan dus niet. De Groningers worden misschien wel vertegenwoordigd door de gemeenteraden en de Provinciale Staten, maar dit wil niet zeggen dat zij namens de Groningers akkoorden mogen sluiten. In dat geval zou een referendum moeten worden gehouden.
  12. De Provinciale Staten van Groningen hebben een verzoek aan de Gedeputeerde Staten gedaan om de aanbevelingen van de Commissie Meijer over te nemen. Zij heeft geen opdracht gegeven tot het sluiten van een akkoord.
  13. Een burgemeester of een commissaris van de Koning zijn geen vertegenwoordigers van de bevolking en kunnen sowieso de bevolking niet vertegenwoordigen.
  14. Het gasakkoord (hetgeen geen akkoord is, maar een eenzijdig opgelegd dictaat door de minister als gevolg van een ‘herenakkoord’) op 17 januari door de minister van Economische Zaken Kamp in Groningen gepresenteerd, is geld van de Overheid dat voor het overgrote deel door de NAM betaald had moeten worden. De Overheid heeft met het gasakkoord €1,2 miljard aan de “Groningers” toegezegd, maar dat het leeuwendeel (minimaal €850 miljoen) door de NAM bekostigd had moeten worden is er niet bij verteld. Betekent het dat de Overheid via een omweg (Maatschap Groningen) staatssteun heeft gegeven aan een bedrijf? Of betreft het de regeling uit de WAKO? (“Als het wenselijk is dat bepaalde risico’s verzekerd zijn en de markt dit niet of onvoldoende bewerkstelligt, wordt is sommige gevallen gekozen voor (aanvullende) overheidsinterventie.” Bron: Toetsingskader Risicoregeling Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO) 2013)
  15. De Overheid heeft bv. de rest van Nederland via de pers geïnformeerd dat Groningen een met een zogenaamde “namens de Groningers” gesloten akkoord een bedrag van €1,2 ‘gekregen’ heeft, terwijl de NAM
    sowieso het leeuwendeel voor haar rekening moest nemen voor schadeherstel en preventie. Wat overbleef, een kleine €60 miljoen was van de Provincie en de gemeenten. De Overheid communiceert dit als een vaststaand waar feit, terwijl het in wezen misleiding van de Nederlandse bevolking is. De rest van Nederland weet niet beter dan dat de inwoners van Groningen toch blij moeten zijn met deze riante ‘gift’.
  16. Op welke manier wil de minister het bedrag zoals in het Gasakkoord is vastgelegd verantwoorden? Het bedrag is op de rijksbegroting nergens terug te vinden.
  17. Een vaststaand bedrag is sowieso niet mogelijk voor (herhaalde) toegebrachte schade.

Conclusies

  • Het Gasakkoord berust niet op democratische besluitvorming.
  • Het Gasakkoord heeft geen wettelijke status.
  • De dialoogtafel berust derhalve ook hierom niet op een democratische besluitvorming en heeft daarom ook geen wettelijke status.
  • Het Gasakkoord is in nauw overleg met de NAM tot stand gekomen. Over welke punten overlegd is, is niet bekend. Transparantie is ver te zoeken.

“Belangrijkste punten besluit aardgaswinning Groningen.

De winning van aardgas in Groningen wordt de komende 3 jaar verminderd.

Er komt bijna € 1,2 miljard beschikbaar voor versterking van gebouwen, huizen en infrastructuur. En om de leefbaarheid van het gebied te verbeteren. Het geld is ook voor investeringen in de regionale economie.”

Bron: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aardbevingen-in-groningen/besluit-rijksoverheid-over-aardgaswinning-groningen

De belangrijkste punten uit het kabinetsbesluit van 17 januari 2014 op een rij:

  • Lagere gasproductie

    De gasproductie in het risicogebied rond Loppersum wordt met 80% verminderd.

  • Vergroten veiligheid en versterken van gebouwen, huizen en infrastructuur

    De NAM gaat de komende jaren op grote schaal huizen en gebouwen in de regio bouwkundig versterken.

  • Betere schadeafhandeling

    De NAM moet iedereen compenseren die schade heeft geleden door de aardbevingen. De schadeafhandeling moet snel en goed gebeuren. Klachten over de schadeafhandeling door de NAM worden behandeld door de ombudsman gaswinning Groningen.

  • Regeling voor waardedaling huizen

    Wie te maken heeft met waardedaling van zijn woning, kan zich aanmelden voor de zogeheten waarderegeling. De regeling is alleen bedoeld voor huizenbezitters in de gemeenten Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, Slochteren, Ten Boer of Winsum. De woning moet na 25 januari 2013 zijn verkocht.

  • Aandacht voor bijzondere situaties

    Er komt een speciaal fonds voor bijzondere situaties. Dit zijn situaties waarbij mensen ernstig in de problemen zijn geraakt door persoonlijke omstandigheden of beperkingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een huiseigenaar die kampt met gezondheidsklachten en die redelijkerwijs niet in zijn woning kan blijven wonen.

  • Waardevermeerdering van huizen

    Een nieuw pakket maatregelen moet huiseigenaren stimuleren om te investeren in hun woning. Het gaat dan om woningisolatie, energiebesparende voorzieningen en/of decentrale energieopwekking.

  • Verbeteren economisch perspectief

    Een stimuleringsprogramma moet de economische structuur in de regio versterken. Zo krijgt een Economic Board, waarin lokale ondernemers plaatsnemen, de beschikking over een fonds om investeringen te doen.

  • Verbeteren leefbaarheid

    Overheden en NAM gaan de leefbaarheid in Noordoost Groningen vergroten, bijvoorbeeld door langdurig leegstaande kerken, schoolgebouwen, boerderijen en fabrieken een nieuwe bestemming te geven. Of door een impuls te geven aan lokale energieopwekking. Of door in het landelijke gebied snel internet mogelijk te maken. De zogeheten Dialoogtafel Groningen zal de maatregelen uitwerken en hiervoor met voorstellen komen.

Het kabinet heeft het besluit genomen aan de hand van 14 onderzoeken, het winningsplan van de NAM en adviezen van experts.

Bron: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aardbevingen-in-groningen/besluit-rijksoverheid-over-aardgaswinning-groningen

 

In het verslag van de minister aan de Kamer d.d. 30 januari 2014 staat: “In totaal is met het kabinetsbesluit en de afspraken tussen het kabinet, de Provincie en de gemeenten € 1.182,5 miljoen toegezegd, waarvan € 1.125 miljoen voor rekening van NAM. Van dit bedrag komt uiteindelijk 64% voor rekening van de Staat. Immers, deze kosten zijn onderdeel van de bedrijfskosten en die komen ten laste van het resultaat.”

 

“Het terugschroeven van de gaswinning betekent dat de Staat het dit jaar met 700 miljoen euro minder inkomsten moet doen. Alles bij elkaar moet de regering tot ongeveer 840 miljoen euro zien te vinden voor de rijksbegroting dit jaar. De regeringscoalitie van VVD en PvdA wil bij de voorjaarsnota in mei bekijken hoe dit gat gedicht moet worden.” Bron:RTV-Noord donderdag 16 januari 2014

 

Opmerkingen

  • De manier waarop (in totaal is met het kabinetsbesluit en de afspraken tussen het kabinet, de Provincie en de gemeenten € 1.182,5 miljoen toegezegd) een schadecompensatie veroorzaakt door een bedrijf, landelijk door de minister naar buiten is gebracht/door de media vertolkt, wekt de suggestie dat compensatie rechtstreeks door de Staat bekostigd worden en als een gift moet worden gezien.
  • Compensatie kan gelezen worden als een tegemoetkoming, terwijl het toch duidelijk een schadeloosstelling is.
  • “Van dit bedrag komt uiteindelijk 64% voor rekening van de Staat; immers, deze kosten zijn onderdeel van de bedrijfskosten en die komen ten laste van het resultaat.” Het wekt de suggestie dat het normaal is dat de Staat een bedrijf helpt.
  • Dat de NAM als bedrijf verantwoordelijk is voor de schade wordt op deze manier naar de achtergrond gedrongen.
  • Wettelijk is alles dichtgetimmerd. Door de voor gewone burgers ingewikkelde constructie van het gasgebouw, weet niemand precies hoe alles geregeld is.
  • De meeste mensen in Nederland denken dat Groningen voldoende van de Staat ontvangen heeft en verder niet moet zeuren.
  • Door het pakket maatregelen zoals door de minister is aangekondigd, zou volgens hem een positieve waardeontwikkeling heel wel mogelijk kunnen zijn. Gezien de verwachte risico’s lijkt dit een afleidingsmanoeuvre.
  • “Kamp zei in zijn toelichting in Loppersum dat de aardbevingen in Groningen een probleem zijn voor alle Nederlanders, omdat heel Nederland van het Groningse gas profiteert.”. “Volgens Kamp volgt het kabinet met de maatregelen de strekking van het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen. In Loppersum zei de minister in een toelichting op de maatregelen dat het kabinet de gaswinning in die plaats niet helemaal stopt om ervoor te zorgen dat er ook op de koudste dagen voldoende gas is.” Bron: Gaswinning “gericht verminderd” NOS.nl d.d.17 januari 2014

 

Hier volgt een specificatie van de bedragen uit het gasakkoord:

NAM

  1. Van het totale bedrag was €1.120.000.000 voor rekening NAM voor een periode van 5 jaar bedoeld voor:
  2. Reparatie schade: €250 miljoen (€50 miljoen per jaar).
  3. Aardbevingsbestendig maken: €500 miljoen (€100 miljoen per jaar).
  4. Infrastructuur: €100 miljoen (€20 miljoen per jaar).
  5. Waardevermeerdering en tegemoetkoming: €125 miljoen (€25 miljoen per jaar).
  6. Programma NAM: €25 miljoen (€5 miljoen per jaar).
  7. Leefbaarheidsfonds: €35 miljoen (€7 miljoen per jaar).
  8. Oplossen schrijnende situaties: €15 miljoen (€3 miljoen per jaar).
  9. Extra kosten nieuwbouw in risicogebied: €10 miljoen (€2 miljoen per jaar)

     

Provincie en gemeenten

  1. Bestaand programma provincie/gemeenten: €25 miljoen (€5 miljoen per jaar)
  2. Programma duurzaam economisch perspectief Provincie: €32,5 miljoen (€6,2 miljoen per jaar)

 

Conclusie

  • Er is geen geld voor een nuloptie, hoewel hier door de commissie Meijer wel om is gevraagd.

 

  • Vertrouwen op herstel, herstel van vertrouwen.

    Als een man begint met zekerheden zal hij eindigen met twijfel, maar als hij zich ermee tevreden stelt te beginnen met twijfels, zal hij eindigen met zekerheden

    Francis Bacon (1561 – 1626)

 


Veilig voelen

“Mensen hebben recht op een (functioneel) veilig huis dat (emotioneel) als veilig huis wordt beleefd en in de toekomst zijn waarde behoudt”

Bron: Vertrouwen op herstel en herstel van vertrouwen

 

“Advocaat Pieter Huitema van De Haan Advocaten: “We hebben ook een enquête uitgevoerd onder zo’n 250 huizenbezitters waaruit blijkt dat 60% van de bewoners zich niet langer veilig voelt en slecht slaapt. Een meerderheid van de mensen die hun huis te koop aanbieden wil het gebied verlaten”.

Bron: http://weblogs.nos.nl/radio1journaal/2013/11/20/ondergronds-ongenoegen-in-groningen/

 

Conclusie

  • Uit de enquête gehouden door De Haan Advocaten blijkt hoe groot het vertrouwen in november 2013 was: 60% van de bewoners voelde zich niet langer veilig. Doordat in het centrum de laatste maanden weinig seismische activiteit is ervaren, is een groot deel van de inwoners weer enigszins gerustgesteld.

 

“Er is in de regio ongenoegen over het feit dat lange tijd de risico’s van gaswinning zijn ontkend. Deze ontkenning is niet terecht gebleken. Erkenning en herkenning daarvan nopen tot een nieuwe start. Vanaf nu gaan partijen gezamenlijk optrekken. Er is een vertrouwenwekkende aanpak nodig. Het is beter om de parijen in het gebeid meer mede-eigenaarschap te geven , temeer daar de meeste parijen bereid zijn om medeverantwoordelijkheid te nemen voor het behoud van draagvlak van de gaswinning, onder de conditie dat adequate voorzieningen worden getroffen ten aanzien van veiligheid, schadeherstel, leefbaarheid en perspectief voor het winningsgebied. Zodoende wordt ook geïnvesteerd in vertrouwen.

Bron: Vertrouwen op herstel en herstel van vertrouwen

 

Binden van Groningers in herstel op vertrouwen

De bevolking van Groningen kan door de overeenkomst van de Overheid met de commissaris, de gedeputeerden en 9 burgemeesters uit betroffen gebied genomen op 17 januari 2014 niet gebonden worden, hoewel in een overheidsadvertentie echter wel werd gesuggereerd, dat deze willekeurige groep mensen en personen, al dan niet opgeteld, wel degelijk bindend optreden namens en voor “de bevolking”. “Op geen enkele manier kunnen deze functies, ook niet als zij bij elkaar worden opgeteld, zoals hier gebeurt, dus opgeteld één commissaris van de Koning, 9 burgemeesters en gedeputeerde staten, wie dan ook vertegenwoordigen, behalve zichzelf, tenzij het gaat om wettelijk toegemeten taken. Het namens de “bevolking” belangrijke afspraken maken over de gevolgen van bodemdaling, aardbevingen en alles wat daarbij komt kijken, is niet een wettelijke aan deze functies toegemeten taak. Het enige wat gezegd kan worden wat wel waar is, is, dat boven aangehaalde instanties (dus burgemeesters, Commissaris van de Koning, kabinet en gedeputeerde staten) de sterke behoefte hadden om gezamenlijke standpunten in te nemen die de Groningers zouden binden. En dat diezelfde instanties de sterke behoefte hadden de Groningers daarmee buiten spel te zetten, mocht de van hun beweringen uitgaande theatrale suggestie lukken. Zoals dat ook bij het pokerspel gebeurt. ”

Bron: brief voorgelezen aan de raad van Loppersum d.d. 10 mei 2014.

 

Conclusies

  • De insteek van de NAM en Overheid is: het creëren van draagvlak.
  • Mede-eigenaarschap is een voor Groningers onbekend begrip. Wat daar mee bedoeld wordt, is niet duidelijk.
  • “Medeverantwoordelijkheid voor het behoud van draagvlak” is bijzonder vreemd om zo te stellen. Hier schijnen voor de meeste bewoners onbekende en tegenstrijdige belangen een rol in te spelen.
  • Dat de ‘meeste partijen’ bereid zijn medeverantwoordelijkheid te nemen, lijkt niet te slaan op het grootste deel van de bewoners. Welke deze partijen hiermee worden bedoeld is onbekend. Hoe de driehoek Kabinet, Provincie en burgemeesters aan deze uitspraak komt is niet te achterhalen.
  • ‘Adequate voorzieningen’ t.a.v. de veiligheid zijn niet mogelijk, de risico’s zijn namelijk onvoldoende in kaart gebracht of niet te brengen.
  • ‘Vanaf nu gaan partijen gezamenlijk optrekken’. Welke partijen dit zijn is onbekend. Hier wordt waarschijnlijk de dialoogtafel bedoeld. Maar een groot deel van de bevolking voelt zich niet vertegenwoordigd door de leden van deze tafel.
  • Op 17 januari 2014 stelde de Commissaris van de Koning in een overheidsadvertentie dat hij samen met negen andere burgemeesters een akkoord heeft gesloten met het kabinet “Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen” namens de Groningers. Het namens de ” bevolking” belangrijke afspraken maken over de gevolgen van bodemdaling, aardbevingen en alles wat daarbij komt kijken, is niet een wettelijke aan deze functies toegemeten taak. In deze overheidsadvertentie is echter de suggestie gewekt, dat deze personen wel degelijk bindend optreden namens en voor “de bevolking”. Het is laakbaar als publiekrechtelijke instanties – zeker op het niveau van deze ambtsdragers die natuurlijk beter weten – om een onwettige orkestratie voor hun rekening nemen en daar een legaal tintje aan mee geven.

 

Communicatie bevolking

“Hoewel het kabinet het besluit heeft genomen om de gaswinning in het meest risicovolle gebied fors te beperken, betekent dit niet dat de gevolgen van gaswinning voor de bewoners van de regio direct zijn afgenomen.

Daarom vraagt het besluit ook om een snelle aanpak van maatregelen tot schadeherstel en -preventie, waardevermeerdering, vergroten van de leefbaarheid en verbeteren van het economisch perspectief. Deze maatregelen zijn van groot belang voor de mensen die wonen en werken in het risicogebied.

Daarom hecht ik veel waarde aan een open dialoog met belangengroepen en bestuurders in de regio over de uitwerking van maatregelen en acties die afgesproken zijn in het bestuurlijk akkoord. Deze dialoog wordt gevoerd aan de Dialoogtafel, waarin 15 organisaties vertegenwoordigd zijn.”

Bron: 8 juli 2014 Brief min. Kamp EZ aan de Kamer. Betreft Voortgang Groningen gaswinning dossier

http://www.rtvnoord.nl/content/pdf/Voortgang_Groningen_gaswinning_dossier.pdf

 

Conclusies

  • De rest van Nederland wordt structureel dusdanig geïnformeerd dat de gevolgen van de gaswinning geen landelijk maar een provinciaal probleem lijken.
  • De bewoners hoeven niet te rekenen op draagvlak van de totale Groninger bevolking. Door verschillende oorzaken ontbreekt dit draagvlak:
  1. Groningers zijn niet snel in reageren, ze wachten eerst af.
  2. Ze zijn gewend zichzelf te redden, maar bij te grote overmacht leggen ze zich erbij neer.
  3. De boodschap is te verontrustend en geeft negatieve gevoelens en gevolgen.
  4. De mensen kunnen zich niet voorstellen dat bestuurders hen niet de waarheid vertellen.
  5. Ze geloven niet in eigen kracht.

Hierdoor wordt onrust in de kiem gesmoord.

  • Er zijn naar verhouding te weinig mensen vertegenwoordigd in de belangengroep GBB om de totale bevolking te vertegenwoordigen zoals de NAM eertijds al te kennen had gegeven.
  • Veel inwoners voelen zich niet vertegenwoordigd, noch door deze belangengroep, noch door organisaties als de ver. Groninger Dorpen, LTO, enz., en zeker niet door lokale bestuurders.
  • Veel inwoners hebben absoluut geen vertrouwen in de Dialoogtafel. Van draagvlak kan aldus niet gesproken worden. Bovendien is het gasakkoord waar deze dialoogtafel onderdeel van vormt, geen akkoord, maar een eenzijdig dictaat opgelegd aan de bevolking, die zich niet gebonden voelt.
    De dialoogtafel, als een van sporen van het programma van het akkoord dat de Groningers niet wettelijk bindt, mag derhalve niet gezien worden als een officiële dekmantel voor draagvlak.
  • Naast de gevolgen van de gaswinning en -opslag is er schade als gevolg van de zout- , olie- en steenkoolwinning. Ook nadat de termijnen om te kunnen claimen zijn verstreken, zoals vastgelegd in de mijnbouwwet. Deze wet is tot stand gekomen zonder de gevolgen van de mijnbouw te kennen en daardoor achterhaald.

 

Integriteit en belangenverstrengeling

De Overheid schrijft in haar Gebruikershandleiding Integriteitswijzer:

 

“Het integriteitsbeleid moet erop gericht zijn dat iedere vorm van belangenverstrengeling en zelfs de schijn daarvan wordt voorkomen. De ambtenaar moet onbevooroordeeld en objectief zijn taak kunnen uitvoeren.”

https://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/03/13_Tweede%20Kamerbrief%2025%20januari%202013%20v2%20kl.pdf

 

“Een eerdere snelle blik in de cables had al het nieuws opgeleverd dat de Nederlandse ministeries van Economische en Buitenlandse Zaken soms hoge ambtenaren één of twee jaar lang naar Royal Dutch Shell detacheren. Ook het omgekeerde komt voor, en ook de Britse regering kent een dergelijke uitwisseling, althans met Shell.”

Bron: De Groene Amsterdammer, 23 oktober 2013

https://www.groene.nl/artikel/het-ministerie-van-shell-zaken

 

Opmerkingen

  • Het voorkomen van de schijn van iedere vorm van belangenverstrengeling wordt niet door het bevoegd gezag in praktijk gebracht.
  • De gemeenten Loppersum en Eemsmond hebben de NAM – als bedrijf – ruim een jaar lang onderdak verleend in hun gemeentehuizen.
  • De minister van EZ waakt zowel over de veiligheid als de financiën. De veiligheid is overgedragen aan de minster van EZ. Kamp verwoordt dit als “collegiaal bestuur”.
  • De afschaffing van de fiscale maatregel ‘willekeurige afschrijving’22 in 2003. Een fiscaal middel om investeringen in exploratie en exploitatie van aardgasvoorkomens in kleine
    en marginale velden op het continentaal plat te stimuleren ter ondersteuning van het kleine veldenbeleid. De maatregel leidt voor de Overheid tot een verschuiving van inkomsten naar achter in de tijd. Bron: Gaswinning in Nederland Belang en beleid 2005

 

Het pakket dat voor Groningen beschikbaar komt als gevolg van het zogenaamde Gasakkoord, heeft voor de gehele periode van 2014 t/m 2018 bedraagt in totaal € 1,18 miljard en wordt voor een groot deel gefinancierd door NAM. NAM exploiteert het Groningen-veld voor rekening en risico van de Maatschap Groningen. De Staat neemt hierin deel. Dat betekent dat 64% van de kosten van schadeafwikkeling en preventiemaatregelen en het leefbaarheidsprogramma via verminderde aardgasbaten voor rekening van de Staat komen. Het gaat voor de Staat om een geraamd bedrag van € 144 miljoen per jaar.

Bron: Kabinetsbesluit gaswinning en verbetermaatregelen Groningen 17 januari 2014, begeleidende brief bij het Integraal Meet– en Monitoringsplan Seismisch Risico Groningen

http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail.jsp?id=2014D01585&did=2014D01585

 

Overheidsinterventie

“Als het wenselijk is dat bepaalde risico’s verzekerd zijn en de markt dit niet of onvoldoende bewerkstelligt, wordt is sommige gevallen gekozen voor (aanvullende) overheidsinterventie.”

Bron: Toetsingskader Risicoregeling Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO) 2013 http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=10&ved=0CFAQFjAJ&url=http%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbestanden%2Fdocumenten-en-publicaties%2Fpublicaties%2F2013%2F09%2F17%2Ftoetsingskader-risicoregeling-wet-aansprakelijkheid-kernongevallen-wako%2Ftoetsingskader-risicoregeling-wet-aansprakelijkheid-kernongevallen-wako.pdf&ei=i_3RU_3sDciaO6SkgeAL&usg=AFQjCNGcInW0ZrjMWKC8tT83gTMzhMB2DA

 

Conclusies

  • Het gasakkoord (hetgeen geen akkoord is, maar een eenzijdig opgelegd dictaat) op 17 januari door de minister van Economische Zaken Kamp in Groningen gepresenteerd, is geld van de Overheid dat voor het overgrote deel door de NAM betaald had moeten worden. De Overheid heeft met het gasakkoord €1,2 miljard aan de “Groningers” toegezegd, maar dat het leeuwendeel (minimaal €850 miljoen) door de NAM bekostigd had moeten worden, is er niet bij verteld. Betekent het dat de Overheid via een omweg (Maarschap Groningen) staatssteun heeft gegeven aan een bedrijf? Of betreft het de regeling uit de WAKO? (“Als het wenselijk is dat bepaalde risico’s verzekerd zijn en de markt dit niet of onvoldoende bewerkstelligt, wordt is sommige gevallen gekozen voor (aanvullende) overheidsinterventie.” Bron: Toetsingskader Risicoregeling Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO) 2013)
  • De Staat en de industrie (NAM) zijn dermate verstrengeld dat onduidelijk is wie wat beslist.
  • De mijnbouwwet is dusdanig ingericht dat de burger aan alle kanten knel komt te zitten.
  • Het bedrijf krijgt staatssteun en krijgt alle medewerking.

 

Opmerkingen

  • Het Arup-rapport van november 2013 geeft een indicatie van te verwachten risico’s.
  • Deze risico’s worden niet als een maatschappelijke zaak gezien.
  • Op het maatschappelijk terrein zijn veel lacunes:
  1. De bewoners voelen zich vernederd door het taalgebruik van de NAM en de Overheid.
  2. Er wordt geen hulp geboden aan gedupeerden bij herstel van woningen.
  3. Ze worden niet begeleid in het soms zware herstel-traject.
  4. Ze worden niet gewezen op hun rechten.
  5. Zettingsschade, ouderdom woning en achterstallig onderhoud is voor kosten bewoner, wanneer de veroorzaker wel verplicht is deze schade te vergoeden.
  6. De commissie Bodemdaling Groningen erkent zettingsschade niet.
  7. Hulp bij psychische nood wordt niet vergoed.
  8. Bij het probleem van laagfrequent geluid, dat al jaren veroorzaakt wordt door o.a. de compressoren van de NAM is er niemand die helpt. Het rapport hierover is volgens de bewoners gemanipuleerd.
  9. Enz. enz.

 

Grondwet en grondrechten

In de Kamerbrief van 27 juni 2014 heeft de minister het volgende geschreven:

“De rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten zijn de drie pijlers van de Raad van Europa.”

“De internationale en nationale rechtsordes in ogenschouw nemend, acht het kabinet het passend de kernbeginselen democratie en rechtsstaat en de grondrechten (nader) te expliciteren. Het kabinet is dan ook voornemens een voorstel in te dienen tot wijziging van de Grondwet, in die zin dat er een algemene bepaling voorafgaand aan artikel 1 zal worden toegevoegd, luidende: ‘De Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten.

De nieuwe bepaling moet nadrukkelijk niet als een preambule worden beschouwd; zij behoort tot het corpus van de Grondwet. Het kabinet beoogt met deze algemene bepaling vooruit te wijzen naar de bepalingen die volgen. Daarmee geeft de nieuwe bepaling de contouren aan waarbinnen onze Grondwet gelezen en begrepen dient te worden. Deze beknopte toevoeging aan de Grondwet is volgens het kabinet in lijn met het sobere karakter van onze Grondwet en sluit aan bij haar institutioneel-organisatorische- en waarborgfunctie.

Het kabinet is voornemens dit voorstel tot wijziging van de Grondwet in het voorjaar van 2015 in te dienen”

Bron: Kamerbrief 27 juni 2014 Kenmerk 2014-0000328928

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCIQFjAA&url=http%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbestanden%2Fdocumenten-en-publicaties%2Fkamerstukken%2F2014%2F06%2F27%2Fkamerbrief-over-het-opnemen-van-een-algemene-bepaling-in-de-grondwet%2Fkamerbrief-over-het-opnemen-van-een-algemene-bepaling-in-de-grondwet.pdf&ei=8gvnU56GBYWZO4GUgYgN&usg=AFQjCNHxZR4w1gQXneGRXSrCtW8R08DJmA&bvm=bv.72676100,d.ZWU

 

De minister schrijft in zijn Kamerstuk over het Kabinetsbesluit gaswinning en verbetermaatregelen Groningen d.d. 17 januari 2014 dat hij transparantie met betrekking tot de nu beschikbare onderzoeksresultaten en over zijn beweegredenen voor de aangekondigde maatregelen zeer gewenst acht. En dat het te verrichten vervolgonderzoek en de voorbereiding van de besluitvorming over de gaswinning na 2016 onderwerp van gesprek zullen zijn met de regio.

 

Conclusies

  • Wanneer de grondrechten in Groningen op vele manieren met voeten worden getreden, kan de Staat der Nederlanden niet meer als geloofwaardig worden ervaren.
  • Een regio is een abstract begrip. Veel bewoners voelen zich noch door de dialoogtafel, noch door de lokale politici vertegenwoordigd. Wanneer de minister spreekt van ‘de regio’ lijkt het alsof hij in gesprek is met de bewoners, maar hij gaat voorbij aan een substantieel deel van de bewoners. Meepraten over eigen grondrechten en veiligheid mag wel (de mensen krijgen de kans zich te uiten), maar de kritiek, de opmerkingen en aanbevelingen meenemen in de besluitvorming is niet aan de orde.

 


 

  • Europa

Als ik gelijk heb zullen de Duitsers zeggen dat ik een Duitser ben en de Fransen dat ik een man van de wereld ben.

Maar indien mijn theorie vals is, zullen de Fransen zeggen dat ik een Duitser ben en de Duitsers dat ik een Jood ben. Albert Einstein

Solidariteit tussen lidstaten

“De Europese Raad van 4 februari 2011 heeft de noodzaak onderstreept van een modernisering en uitbreiding van Europa’s energie-infrastructuur en van een interconnectie van de netwerken over de grenzen heen teneinde solidariteit tussen de lidstaten mogelijk te maken, alternatieve voorzienings- of doorvoerroutes te openen en hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen in concurrentie met traditionele energiebronnen. De Raad heeft daarbij beklemtoond dat geen EU-lidstaat na 2015 nog geïsoleerd mag zijn van de Europese gas- en elektriciteitsnetwerken of zijn energievoorziening in gevaar mag zien komen doordat het ontbreekt aan de nodige geschikte interconnecties.”

Bron: ANP http://www.eumonitor.nl/9353000/1/j4nvhdlglbmvdzx_j9vvik7m1c3gyxp/vitus02uqyxi

 

Risico’s en passende stimulansen

“Wanneer een projectpromotor zich blootstelt aan grotere risico’s bij de ontwikkeling, bouw of uitbating of bij het onderhoud van een binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, onder a), b) en d), en punt 2* , vallend project van gemeenschappelijk belang in
vergelijking met de normale risico’s van een infrastructuurproject, zorgen de lidstaten en de nationale regulerende instanties ervoor dat in overeenstemming met artikel 37, lid 8, van Richtlijn 2009/72/EG, artikel 41, lid 8, van Richtlijn 2009/73/EG, artikel 14 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 715/2009 passende stimulansen voor het desbetreffende project worden verleend.”

Zie:
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32013R0347

Punt 2*:
Gas:

a) transmissiepijpleidingen voor het transport van aardgas en biogas die deel uitmaken van een netwerk dat grotendeels bestaat uit hogedrukpijpleidingen, exclusief hogedrukpijpleidingen die worden gebruikt voor de upstream- of lokale distributie van aardgas;

b) met de hierboven bedoelde hogedrukgaspijpleidingen verbonden ondergrondse opslagfaciliteiten;

c) faciliteiten voor de ontvangst, opslag en hervergassing of decompressie van vloeibaar gemaakt aardgas (lng) of gecomprimeerd aardgas (CNG);

d) elke uitrusting of installatie die essentieel is voor een veilige, beveiligde en efficiënte uitbating van het systeem of om een bidirectionele capaciteit mogelijk te maken, met
inbegrip van compressorstations;

Bron: Publicatieblad van de Europese Unie

VERORDENING (EU) Nr. 347/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009

http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/plainWettekstServlet?wettekstId=53824&lang=nl

 

Opmerking

  • Er wordt veel geklaagd over de compressorstations i.v.m. laagfrequent geluid. Het onderzoek dat NAM liet verrichten bij Grijpskerk, is door bewoners als aantoonbaar niet correct beoordeeld. Er is tegen geprotesteerd, maar zonder succes. Er komen geen nieuwe onderzoeken.

 

  • Nederlands Gasgebouw

Je kunt het vuur verbergen, maar wat dacht je met de rook te doen?

Sydney Justin Harris

 


De inrichting is ingewikkelder geworden. Om toch enigszins hierin een weg te vinden heeft de Tweede Kamer naar aanleiding van vragen schriftelijk antwoord van de minister over het Nederlandse gasgebouw gekregen.

Inclusief de vragen van de PvdA over hoe de inkomsten voor de Staat precies binnenkomen, wat de rol en het aandeel van de NAM, EBN, de MOR, de Maatschap Groningen , Gas Terra en Gasunie Transport is en hoe hierin de precieze eigendomsverhoudingen liggen, alsmede de eigendomsverhoudingen en organisatiestructuur van alle bij de gaswinning betrokken partijen.

 

  1. Ontstaan van het Gasgebouw: Tot begin jaren ’60 van de vorige eeuw waren in Nederland slechts bescheiden voorraden aardgas en aardolie tot ontwikkeling gekomen. Tot dan nam de Staat alle (zeer beperkte) hoeveelheden aardgas volledig in van de concessiehouder NAM. Deze was verplicht het door haar gewonnen aardgas dat zij niet zelf gebruikte, tegen een redelijke prijs aan de Staat te verkopen. De afzet verliep via het

Staatsgasbedrijf. Bij de hoeveelheden die zich met het Groningenveld aandienden was dat niet langer houdbaar. Voor deze nieuwe, grote hoeveelheid gas ontbrak zowel een afzetmarkt met voldoende opnamecapaciteit als de vereiste infrastructuur in grote delen van het land.

Coördinatie van winning en afzet werd bij dit grote aanbod onvermijdelijk. De Staat zocht daarom betrokkenheid bij de productie, zodat productie en afzet gelijke tred zouden houden. Mede tegen deze achtergrond werd bij productie, transport en afzet van Groningenaardgas van meet af aan een grote rol voor de Staat noodzakelijk geacht. In samenhang met de gewenste afstemming werd voor de Staat een zelfde rol en invloed als voor maatschappijen geëist, en een eenheid van beleid bij productie en afzet. Om een adequate afzet en productie van het Groningen aardgas te verzekeren, werd aan de concessie de voorwaarde verbonden dat afzet en productie vergaand geïntegreerd zouden zijn en beheer en bestuur zou plaats vinden op basis van gezamenlijkheid en

gelijkwaardigheid.

  1. Opzet van het Gasgebouw: Het geheel van overeenkomsten tussen de Staat en de betrokken ondernemingen Shell en ExxonMobil vormt de basis van het huidige Gasgebouw.

Shell (toen nog Bataafse Petroleum Maatschappij), ExxonMobil Corp. (toen nog Standard Oil Company), NAM (50% Shell en 50% ExxonMobil) en Staatsmijnen (thans EBN) werden in 1963 partij bij een privaatrechtelijke Overeenkomst van Samenwerking (OvS), welke goedkeuring behoefde van de Minister van Economische Zaken. Doel van deze OvS, waarbij de Maatschap Groningen en Gasunie werden opgericht, was de coördinatie van winning, transport en afzet van Groningen aardgas, alsmede het transport en de afzet van elders in Nederland gewonnen aardgas. De samenwerking in de OvS werd voor de economische levensduur van de Groningenconcessie aangegaan. De concessie Groningen werd in 1963 aan NAM verleend. NAM werd daarmee eigenaar van het gas. Met de OvS regelden partijen tevens de economische verhoudingen en zeggenschapsverhoudingen in de Maatschap Groningen en Gasunie. Zo werd gezamenlijk een gecoördineerd winning- en afzetbeleid gevoerd (waaronder transport en de binnenlandse en buitenlandse afzet), dat onder meer werd bereikt door een personele unie tussen de bestuurscolleges van de Maatschap Groningen en Gasunie (zie Kamerstukken II, 1961-1962, 6767, nr 1 (Nota de Pous) en 2; Kamerstukken II, 1962-1963, 6900, nr 14, 16, 19; en Kamerstukken II, 1962-1963, Handelingen 4016-4022). In 2005 werd Gasunie vervolgens gesplitst in een gastransportbedrijf (Gasunie met 100% dochter Gasunie Transport Services (GTS)) en GasTerra. Sinds deze splitsing maken Gasunie en GTS geen onderdeel meer uit van het Gasgebouw, dit in tegenstelling tot

GasTerra.

  1. Economische verhoudingen (d,w,z, aandelenverhoudingen): De OvS regelt de

economische verhoudingen in GasTerra en de Maatschap Groningen. De economische verhoudingen in de Maatschap Groningen zijn 40% EBN en 60% NAM. De economische verhoudingen in GasTerra zijn 10% Staat, 40% EBN, 25% Shell en 25% ExxonMobil.

 

  1. Zeggenschapsverhoudingen: De OvS regelt ook de zeggenschapsverhoudingen in GasTerra en de Maatschap Groningen. De zeggenschapsverhoudingen in de Maatschap Groningen zijn 50% EBN en 50% NAM. De zeggenschapsverhoudingen in GasTerra zijn 10% Staat, 40% EBN, 25% Shell en 25% ExxonMobil (dus gelijk aan de economische verhoudingen).

 

  1. Verdeling van de inkomsten: De winst uit de verkoop van het Groningengas wordt verdeeld tussen de Staat en NAM volgens drie schijven, namelijk de 95/5, 85/15 en 64/36 schijf. Zo komt binnen de 95/5 schijf uiteindelijk 95% toe aan de Staat en 5% aan NAM. Door deze wijze van verdeling komt uiteindelijk bijna 90% van de winst uit de verkoop van het Groningengas toe aan de Staat. De kosten van de winning worden verrekend in de 64/36 schijf, waardoor binnen deze schijf 64% van zowel de opbrengsten als de kosten voor rekening van de Staat komt. In de percentages die toekomen aan de Staat is het aandeel van 40% van EBN in de Maatschap Groningen opgenomen. Zie voor een uitgebreide toelichting over de inkomstenstromen bijlage 2 van de brief 19 november 2001 over het Gasgebouw (Kamerstukken II, 2000-2001, 28 109, nr 1).

Bron: Verslag van een schriftelijk overleg over het kabinetsbesluit inzake de gaswinning en verbetermaatregelen in Groningen en de bijbehorende onderzoeken, toegezonden aan de Kamer per brief d.d. 17 januari 2014 (Kamerstuk 33 529, nr. 28)

http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail.jsp?id=2014D03502&did=2014D03502

 

Internationale aardgasrotonde

“Groningen heeft het op 3e grootste aardgasveld van de wereld, Slochteren. Dat maakt het vanaf het begin van de aardgaswinning al een knooppunt in het internationale distributienetwerk. Vanuit Noord-Nederland lopen pijpleidingen naar Duitsland en vanaf Noorwegen. De aardgasproductie in Noord-Nederland is dalende, doordat de aanvoer vanuit kleine velden stagneert en het Slochterenveld maar een bepaalde maximumproductie (momenteel 42,5 miljard m3 per jaar) mag worden afgenomen. Een Nederlandse macro-economische strategie is om Groningen tot aardgasrotonde te maken, ook na het tijdperk van Nederlandse aardgasproductie.”
Bron: http://eduweb.eeni.tbm.tudelft.nl/TB141E/index.php?internationale-aardgasrotonde


Gasunie

“Gasunie (inmiddels GasTerra) maakte in 2006 bekend een investering van 1,1 miljard euro te doen in het Nederlandse leidingnet. Hiermee wordt de capaciteit van het Nederlandse leidingnet aanzienlijk vergroot, ten behoeve van de hierboven geponeerde strategie. De investering zorgt voor de aanleg van vierhonderdvijftig kilometer nieuwe pijpleiding en de bouw van enkele compressorstations. Met de aanleg wordt bereikt dat Nederland een logisch tussenstation is voor de betrekking van aardgas, daar hier dan pijpleidingen van bron (Noorwegen en Rusland) naar consument (Frankrijk, Zuid-Europa) liggen met voldoende capaciteit. Duitsland en Rusland leggen een nieuwe pijpleiding aan over de bodem van de Baltische golf aan. Er gaan stemmen op om deze ook tot Groningen door te leggen, ter versterking van de strategie om Groningen tot een gasrotonde te maken. Rusland bezit ongeveer 35% van de wereldgasvoorraad, terwijl de West-Europese voorraden slinken. Verwacht wordt dat de Russische import komende jaren sterk zal stijgen. Buiten de pijpleiding van Rusland naar Duitsland overweegt Gazprom, het Russische staatsgasbedrijf, een nieuwe leiding te leggen naar Groot-Brittannië. GasTerra probeert met een Duits-Nederlands dochterbedrijf de Russen te bewegen de pijpleiding over Groningen aan te leggen.”

Bron: http://eduweb.eeni.tbm.tudelft.nl/TB141E/index.php?internationale-aardgasrotonde

 

Wikipedia vertelt over de Gasunie:

“Gasunie is opgericht in 1963 en is een naamloze vennootschap, die 100% eigendom is van de Nederlandse Staat (vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën). Gasunie’s netwerk bestaat uit ruim 15.500 kilometer pijpleidingen in Nederland en Duitsland, aansluitingen op (inter)nationale pijpleidingsystemen en honderden installaties, waaronder een lng-installatie (peakshaver), ondergrondse gasopslag zoals in Zuidwending en Gate terminal, een importterminal voor vloeibaar aardgas (lng). De jaarlijkse hoeveelheid aardgas dat door de leidingen stroomt, is ongeveer 125 miljard m3 (1.221 miljard kWh) ofwel circa 25% van het totale Europese gasverbruik.”

 

“Minister De Pous van Economische Zaken startte daarom onderhandelingen met de oliemaatschappijen over deelname van een staatsbedrijf in de exploitatie van het gas. Dat werd Energiebeheer Nederland (EBN), tot 1989 een volle dochter van DSM (destijds zelf een staatsbedrijf). De NAM en EBN vormen samen de Maatschap Groningen,dat het Groninger-veld exploiteert. Het gas werd exclusief verkocht aan de Gasunie, dat zorg draagt voor

inkoop, transport en verkoop van gas. sinds 2007 zorgt Gasunie voor het transport en het nieuwe bedrijf Gasterra voor de verkoop.

De Nederlandse Staat verdient op twee manieren aan het aardgas:

  1. door de deelneming en
  2. door de vennootschapsbelasting.”

Bron: Peter Boorsma Achtergrond 50 jaar feesten van.

http://www.vno-ncw.nl/SiteCollectionDocuments/Forumartikelen/7454.pdf

 

“Gasgebouw functioneert goed, expliciteren en herijken publieke belangen wenselijk

Naar mening van de onderzoekers functioneert het Gasgebouw in de basis goed. Een

explicitering en herijking van de publieke belangen die met het Gasgebouw worden

geborgd, is echter wenselijk. De geschetste ontwikkelingen hebben namelijk invloed op

de effectiviteit van de borging van publieke belangen: zij veroorzaken of vergroten de

spanning tussen de publieke doelen waardemaximalisatie, leveringszekerheid en

veiligheid.

Vooral de voorwaarden waarbinnen waardemaximalisatie plaatsvindt, zijn belangrijker

geworden. De gasbaten droegen in 2013 bijna 10% bij aan de inkomsten van de

Rijksoverheid en er zit nog voor tientallen jaren gas in de grond. De toename van

bodembeweging, dynamiek in geopolitieke verhoudingen en

voorzieningszekerheidsaspecten hebben er voor gezorgd dat beslissingen omtrent de

omvang van de productie belangrijker en politieker zijn geworden. De productiebeperking voor Groningen onderstreept ook het belang van het

kleineveldenbeleid en van minder conventionele energiebronnen.”

Bron: Onderzoek Toekomst Governance Gasgebouw ABDTOPConsult Augustus 2014

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/10/07/onderzoek-toekomst-governance-gasgebouw.html

 

“Bij de governance van het Gasgebouw ligt de nadruk voor EZ momenteel op de

beleidsuitvoering. Een expliciete visie op gaswinning en op de rol van gas in de

toekomstige energiemix lijkt te ontbreken. Om EZ steviger in positie te brengen en

leidender te laten zijn in de beleidsvorming ligt het in de rede dat er bij EZ meer

beleidscapaciteit komt en dat rond de inzet van EZ in het Gasgebouw meer

geëxpliciteerde mandatering en rapportage plaatsvindt. Goede afstemming tussen de

beleidsrol en de aandeelhoudersrol en het gebruik kunnen maken van integrale

advisering van een onafhankelijk orgaan als de Raad voor de Leefomgeving en

Infrastructuur (RLI) zijn eveneens wenselijk. Het op reguliere basis uitvoeren van

beleidsevaluaties levert een zinvolle bijdrage aan het beleid omtrent het Gasgebouw.

Tegelijk kan het zaak zijn om, ondanks de bestaande voorraden, te beginnen met

nadenken over de termijnen en de voorwaarden waaronder alle partijen uiteindelijk

het Gasgebouw gaan verlaten.”

Bron: Onderzoek Toekomst Governance Gasgebouw ABDTOPConsult Augustus 2014

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/10/07/onderzoek-toekomst-governance-gasgebouw.html

 

GasTerra

“Het publieke belang van ‘leveringszekerheid’ wordt sinds de liberalisering voornamelijk via de markt geborgd. Mede door het optreden van GasTerra op de Title Transfer Facility (TTF), de virtuele marktplaats waar gas verhandeld wordt, is er een beter functionerende gasmarkt ontstaan. Dit betekent niet dat in de huidige tijd de rol van de Overheid in het gasbeleid minder van belang is geworden. In tegendeel: nationale overheden zijn veelal op enigerlei wijze betrokken bij gaswinning en bij (internationale) afzet.”

 

“Rond GasTerra kan worden overwogen om de governancestructuur zodanig aan te

passen dat deze zowel qua terminologie als qua checks & balances meer aansluit bij de

praktijk. De structuur zou recht moeten doen aan de positie van GasTerra als publiekprivate joint venture. De aandeelhouders bepalen de opdracht die de onderneming heeft en de kaders waarbinnen zij opereert. Hierbij is relevant dat de aanpassing materieel geen verandering aanbrengt in de verhoudingen tussen de partijen. Het hernoemen van het College van Gedelegeerden (CvG) tot een orgaan dat de besluitvormende rol beter benadrukt en het inrichten van een meer volwaardige en

meer onafhankelijke Raad van Commissarissen (RvC) zijn mogelijke verbeteropties.

Op dit moment functioneert, naar de mening van de onderzoekers, het CvG namelijk feitelijk als de (part time) Raad van Bestuur (RvB) van de onderneming
en is er in de praktijk bovendien geen sprake van intern toezicht middels een onafhankelijke RvC.

Bron: Onderzoek Toekomst Governance Gasgebouw ABDTOPConsult Augustus 2014

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/10/07/onderzoek-toekomst-governance-gasgebouw.html

 

 

  • De inwoners van Groningen

    ’t Is meleur, mor as’t nait gait zoas’t mot, mot’t mor zoas’t gait.


 

De Ommelanden

Dat de Groningers weinig meeaten uit de ruif voor de randstad kwam doordat degenen die over de gasbaten beslisten, voornamelijk uit het westen van Nederland kwamen, een toestand die nog niet veranderd is.

Dit bleef natuurlijk niet onopgemerkt, maar de Ommelander is vanouds nogal op zichzelf en vond het wel goed zo. Liever zo dan de hand ophouden en bemoeienis van elders. Het grootste deel van de autochtone bewoners voelt zich nauw verbonden met hun geboortestreek en hadden van oudsher nauwere banden met Oost-Friesland dan met Holland.

 

Hun wortels liggen sinds 600 voor Christus in dit noordelijk waddengebied, een samenspel van land en water. Het land was vruchtbaar, de zee gulzig. Een eeuwigdurend evenwicht tussen overleven en zeer veel moeite daarvoor doen heeft tot resultaat gehad dat deze op zichzelf aangewezen gemeenschap een redelijk bestaan had. Omdat het gebied vrij ontoegankelijk was, hadden de inwoners weinig last van buitenlandse inmenging, uitgezonderd de Noormannen.

De Ommelanden is de oude naam voor deze gebieden die buiten de stad Groningen liggen. Oorspronkelijk werden er minstens vijf Ommelanden onderscheiden: Hunsingo, Fivelingo, Humsterland, Langewold en Vredewold. Ze lagen in het westen, noorden en noordoosten van de provincie. De rest van de provincie bestond voornamelijk uit veengebieden, die later massaal ontgonnen zijn.

De benaming Ommelanden wordt voor het eerst vermeld in een akte uit 26 september 1386.

Tot nog niet zo lang geleden (200 jaar) was Groningen soeverein, met uitzondering van het zuidoosten van de provincie dat tot de zogenaamde generaliteitslanden behoorde.

 

Noord-Groningen is altijd relatief ‘welvarend’ geweest dankzij de vruchtbare klei en afgelegen ligging.

In de vroege middeleeuwen is een elite ontstaan die alles regelde. Eerst in gezamenlijkheid met andere rijke ‘grootgrondbezitters’, maar door het afkopen van allerlei ontstane rechten trokken ze alles naar zich toe. De latere jonkers zijn hieruit voortgekomen. Zij spraken recht, benoemden pastoors, later de dominees, de schoolmeesters, enz. Kortom, ze waren de baas.

Het volk had te luisteren, ze werden immers beschermd door hen die boven hun gesteld waren. Ze hoorden het gezag te dienen. Dat hoorden ze ’s zondags in de kerk. Bovendien waren ze voor hun levensonderhoud ook min of meer afhankelijk van deze jonkers. Na 1810 namen de boeren deze rol gedeeltelijk over.

Geen wonder dat in deze streken weinig democratisch gevoel tot ontwikkeling is gekomen. De genen geven de informatie door. Veel inwoners weten niet wat het betekent om voor jezelf op te komen. We zijn gewend aan de slachtofferrol. Dat kan niemand kwalijk genomen worden. “Het helpt toch niet dat we iets zeggen. Er wordt toch niet geluisterd. Ze doen maar”. Pure onmacht. Wel ondergrondse woede, waar velen moeite mee hebben. Ziektes, zowel geestelijk als lichamelijk zijn het gevolg.

De aankomende tweede herindeling doet hier geen goed aan.

 


 

De stad Groningen

De stad Groningen – van oorsprong een Drents dorp: Villa Cruoninga – is naar huidig inzicht de oudste schriftelijke vermelding van de stad Groningen. De term komt voor in een giftbrief van de keizer Hendrik III van het Heilige Roomse Rijk uit 1040.

De stad heeft haar groei voornamelijk te danken aan de Ommelanden. Dankzij de Ommelanden en de Oostzeehandel kwam er voor de elite in de stad een grotere welvaart. De Ommelander bevolking zelf had weinig (familie)banden met de stad, met uitzondering soms van lokale bestuurders. Er waren geregeld spanningen tussen stad en ommeland.

Ook na de Tweede Wereldoorlog was in de Ommelanden deze sfeer van stille afkeer tot de dominante stad hier en daar nog duidelijk voelbaar.

Nog steeds strekt de stad Groningen, wanneer er een kleine stroom gasbaten naar het noorden komt, de handen vooruit.

 

Veel geld is en wordt verkwist doordat bestuurders (wellicht te snel afgaand op adviezen van ambtenaren en /of onvoldoende kennis hebben van de materie) niet gaan voor het algemeen belang (vgl. de zogenaamde ‘regiotram’ Groningen). Een eenmaal genomen besluit, hoe slecht ook, wordt tot het uiterste verdedigd. Vaak omdat er persoonlijke consequenties aan verbonden zijn. Dit gebeurt op alle niveaus.

 

Met de gasgelden wist het provinciebestuur en/of stadsbestuur wel raad (de Langmangelden waren bedoeld voor binnensteden), o.a.:

  1. 5,25 miljoen euro voor de Zuidelijke ringweg
  2. “Over de verdeling van de door het Rijk toegezegde 4,2 miljard gulden is onenigheid ontstaan. De meer “groene” zones voelen zich achtergesteld bij de verstedelijkte gebieden, die in de toekomst verder mogen groeien.” Bron: http://www.digibron.nl/search/detail/012ddf5929607ebb23d92746/weer-gekibbel-over-langman-gelden
  3. “Het geld voor het Noorden ter compensatie van de niet gekomen Zuiderzeelijn dreigt voor het overgrote deel slechts aan de stad Groningen ten goede te komen. De Eemsdelta met Delfzijl, Appingedam en de Eemshaven lijkt ten onrechte te kunnen fluiten naar de Zuiderzeelijn-gelden. Dat schrijft een groep werknemers en werkgevers in een open brief aan de provincie Groningen.” Bron: 17 februari 2009 Binnenlands Bestuur

 

  • Maatschappelijk verantwoord opereren

Er bestaat niet zoiets als zakelijke ethiek. Er bestaat maar een ding – men moet zich houden aan de hoogste standaards.

Marvin Bower


 

De Productiefilosofie van Groningen, een wankel evenwicht

De productiefilosofie van het Groningen systeem is gebaseerd op maximalisatie van de waarde binnen de grenzen van verantwoord opereren van het veld:

Het leveren van gas volume en capaciteit Het maximaliseren van de beschikbaarheid van de gas productie capaciteit, het maximaliseren van het winbare gasvolume en de levensduur van het Groningen veld Het beperken van de effecten van bodembeweging die door de gaswinning wordt veroorzaakt Deze tweedeling in planmatig beheer en verantwoord opereren zoals die voortvloeit uit de Mijnbouwwet is navolgend uitgewerkt…(zie verder het winningsplan 2013) Bron: Winningsplan Groningen 2013

 

“Maatschappelijk verantwoord opereren (mvo) staat sinds 2006 op de agenda van de Algemene Rekenkamer. In het mvo-beleid wordt de definitie van mvo van de Sociaal-Economische Raad (de SER) gehanteerd: de zorg voor de maatschappelijke effecten van het functioneren van de organisatie.

Concreet betekent dit: het bewust richten van de activiteiten van de (organisatie) op waardecreatie op de drie terreinen:

  1. people, planet, profit, en daarmee op de bijdrage aan de
  2. maatschappelijke welvaart op de lange termijn;
  3. het onderhouden van een relatie met belanghebbenden
    op basis van doorzichtigheid en dialoog.

“Bij het opstellen van de Strategie 2010-2015 van de Algemene Rekenkamer is met deze definitie van mvo expliciet rekening gehouden. De aspecten people en planet van de zogenaamde Triple Bottom Line van John Elkington (People-Planet–Profit/Prosperity*) hebben daarin een belangrijke plaats gekregen.” (*welvaart)

Bron: Verslag 2013 Algemene Rekenkamer

http://www.rekenkamer.nl/Verslag/Verslag_2013/Verslag_2013/Bedrijfsvoering/Maatschappelijk_verantwoord_opereren

 

In juli 2011 is het rapport ‘De Duurzaamheid van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ uitgekomen. In dit rapport wordt het woord: ‘belanghebbenden’ nader uitgewerkt.

Onder belanghebbenden valt ook het Grote Publiek zoals te zien in de onderstaande matrix (zie figuur 107).

 

Figuur 107

“In dit model gaat het om de uitdaging waarvoor bestuurders van ondernemingen staan om te besluiten welke belanghebbenden aandacht verdienen en ontvangen in het besluitvormingsproces. Hierbij dienen de bestuurders te letten op de legitimiteit en het gezag van iedere groep belanghebbenden afzonderlijk.

 

De auteurs willen middels een literatuurstudie, alsook een case studie bewijs vinden voor hun hypotheses:

  1. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen dient te zijn verankerd in de strategie van een bedrijf en beslissingen dienen louter te worden genomen na afweging van de maatschappelijke consequenties.
  2. In tijden van economische neergang is het voor de (financiële) gezondheid van een onderneming van belang hun bestaande MVO-inspanningen vast te houden, dan wel te verdiepen, maar zeker niet te verminderen.

 

Bestuurders kunnen zichzelf al doende 5 vragen stellen (Carroll, 1991, p44):

  1. Wie zijn onze belanghebbenden?
  2. Wat zijn hun belangen?
  3. Welke kansen en uitdagingen worden geboden door onze belanghebbenden?
  4. Welke maatschappelijke verantwoordelijkheden hebben wij richting onze belanghebbenden (economische, wettelijke, ethische en/of filantropische)?
  5. Welke strategieën, acties en besluiten zouden we moeten nemen om het beste met de verantwoordelijkheden om te gaan?”

Bron: De Duurzaamheid van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen- Welk beleid te voeren onder verslechterde marktomstandigheden? Erasmus Universiteit
JEROEN CLAESSEN ERIK DE WAARD

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=6&ved=0CEUQFjAF&url=http%3A%2F%2Fthesis.eur.nl%2Fpub%2F9626%2FClaessen%2C%2520J.J.M.%2520%28270251jc%29%2520%26%2520Waard%2C%2520Erik%2520de%2520%28282588ew%29.pdf&ei=9foCVO3VNeSo0QW5iIHQAg&usg=AFQjCNEhBdQCkhMfOVZ4q4qQmSYSUzMNfA&bvm=bv.74115972,d.d2k

 

Maatschappelijk ondernemen

Commissie Bijzondere Situaties

“Deze tijdelijke commissie is bedoeld om aandacht te geven aan schrijnende gevallen en ook bij te dragen aan maatwerkoplossingen. De Onafhankelijke Raadsman heeft zitting in deze commissie en is daarvan adviserend lid. Het Meldpunt is betrokken geraakt bij het werk van deze commissie o.a. door het aanleveren van informatie over melders (na gecheckt te hebben of ze hierin toestemmen). Later zijn er ook meldingen doorgegeven direct op verzoek van de melders zelf. De voorwaarden zijn dat er niet alleen sprake moet zijn van materiële schade maar ook van medische, psychische en/of ernstige financiële problemen als gevolg van de aardbevingen. Een snellere afhandeling van klachten kan bijdragen in het verminderen van de psychische klachten van betrokkenen.”

Bron: Onafhankelijke Raadsman Rapportage januari t/m augustus 2014

 

Begeleiding van gedupeerden

“NAM voorziet thans in een beperkt aantal gevallen in hulp en begeleiding indien een melder de schade niet overziet en zelf niet in staat is het schadeafhandelingsproces op gang te brengen of te doorlopen. Op initiatief van de Onafhankelijke Raadsman is in het overleg met de NAM enkele malen besproken of het mogelijk is deze voorziening uit te breiden. Uit de ervaringen van het Meldpunt blijkt dat bij meer melders behoefte bestaat aan een dergelijke vorm van belangenbehartiging, omdat sommige belanghebbenden niet in staat zijn om dit zelf te doen. Soms lukt dat niet door bijvoorbeeld gevorderde leeftijd, maar ook door de psychosociale problemen ten gevolge van de situatie waar ze in zijn beland. In het overleg met de NAM-directie is vastgesteld dat hier mogelijk ook een rol is weggelegd voor de desbetreffende gemeentebesturen. De Onafhankelijke Raadsman zal een en ander aan de orde stellen in het bestuurlijk overleg met de burgemeesters.”

Bron: Onafhankelijke Raadsman Rapportage januari t/m augustus 2014

 

Opmerkingen

  • Wanneer de problematiek bij ouderen of bij psychosociale problemen niet meer centraal wordt gecoördineerd, maar door gemeenten moet worden geregeld, terwijl in het gasakkoord geld gereserveerd is voor dergelijke problematiek, mag je stellen dat de NAM bovendien haar taak op het gebied van maatschappelijk ondernemen verzuimt. Er moet toch een instelling zijn waar de mensen met hun problemen terecht kunnen. Bv. een zustercommissie van de commissie bijzondere gevallen. Daar kan expertise worden opgebouwd en uitgewisseld. Een gemeente heeft sowieso een beperkt budget. Met winsten NAM van €150.000 per uur moet iets dergelijks toch bekostigd kunnen worden. De mensen hebben hier immers niet om gevraagd! Het is voor een steeds groter wordende groep mensen een waar drama aan het worden.

    De dialoogtafel zou hier naar kunnen kijken.

  • Onder belanghebbenden valt volgens een studie over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (Opereren) onder belanghebbenden ook de gemeenschap, activistische groeperingen en het Grote Publiek. Het onderhouden van een relatie met deze groepen belanghebbenden op basis van doorzichtigheid en dialoog, is ver te zoeken.
    • De gemeenschap is iets anders dan alleen bestuurders. De mensen die rechtstreeks last hebben van de gevolgen van het bedrijf NAM voelen zich door dit bedrijf:
      • onvolledig geïnformeerd,
      • met ‘halve waarheden’ opgescheept,
      • aan het lijntje gehouden,
      • financiel benadeeld,
      • willens en wetens aan gevaar blootgesteld,
      • ziek gemaakt door stress, angst en verdriet,
      • geïntimideerd,
      • door zwijgplicht geïsoleerd,
      • gevangen gehouden wegens problemen door daling woningwaarde,
      • enz.
    • Met activistische groeperingen wordt geen goede en open dialoog gevoerd.
    • Het Grote Publiek wordt door de minister en een deel van de media dusdanig voorgelicht alsof het in Groningen best meevalt en de bewoners aan alle kanten tegemoet gekomen worden.

 

Conclusies

  • De NAM voldoet slechts ten dele aan de criteria die de Algemene Rekenkamer op haar agenda heeft staat t.a.v. van he Maatschappelijk Verantwoord Opereren.
  • Ze draagt onvoldoende maatschappelijke verantwoordelijkheid.

 

Algemene Rekenkamer

In het winningsplan Groningen 2013 wordt gesproken over een tweedeling in planmatig beheer en verantwoord opereren zoals die voortvloeit uit de Mijnbouwwet .

Maar de Algemene Rekenkamer verstaat onder het verantwoord opereren:

de zorg voor de maatschappelijke effecten van het functioneren van de organisatie.

Wat opvalt is dat de NAM en de Overheid zich met name richt op het gebied van de profit en de maatschappelijke welvaart van Nederland en slechts voor een klein deel op de planeet.

Met de gevolgen voor de planeet wordt dus theoretische wijze rekening gehouden. Vermindering van CO2 is volgens het Kyoto-protocol doorslaggevend voor de redding van onze planeet. Het blijkt keer op keer dat wanneer op papier de zaken goed geregeld zijn, dit een excuus betekent voor zogenaamd maatschappelijk handelen.

Maar:

  • Er zijn meerdere wetenschappers die hier hun twijfel over hebben. O.a. Patrick Moore, medeoprichter van Greenpeace, heeft tegenover een comité van de Amerikaanse Senaat getuigd dat er geen enkel wetenschappelijk bewijs is dat het klimaat opwarmt door CO2-uitstoot als gevolg van menselijk handelen. Sterker nog, de planeet bevindt zich historisch gezien in een ongewone koudeperiode. Een warmer klimaat zou in zijn ogen voor bijna alle levensvormen juist een zeer goede zaak zijn.

    Bron: Xander 26-02-2014 17:12- in Natuur-Weer-Klimaat, Wetenschap Technologiehttp://xandernieuws.punt.nl/content/2014/02/Oprichter-Greenpeace-Geen-wetenschappelijk-bewijs-voor-opwarming-door-CO2

  • Er is een veel groter gevaar door de doorlopende uitstoot van diverse zeer giftige stoffen die dagelijks plaatsvindt en niet in verdragen terug te vinden zijn. Vergeleken met de gevolgen van CO2 kunnen deze stoffen vele malen schadelijker blijken.

     

Op enkele belangrijke gebieden schiet de NAM/Overheid tekort:

  1. De planeer is op onherstelbare wijze vernield. De gevolgen voor de korte en lange termijn zijn niet bekend.
  2. De grondslag voor een democratie droogt op. De manier waarop de Overheid met haar burgers omgaat zorgt voor steeds grotere afstand tussen burger en bestuur.
  3. Een landsdeel vooral als wingewest gebruiken brengt Nederland terug naar de tijd van de koloniën. In vergelijking tot de winsten is de compensatie miniem te noemen.
  4. Met de bevolking die direct geconfronteerd wordt met de gevolgen van de NAM wordt door deze organisatie geen relatie onderhouden op basis van doorzichtigheid en dialoog. Transparantie is op vele gebieden ver te zoeken. Een dialoogtafel mag niet als voldoende contact met de bevolking worden beschouwd. Daarvoor is de afvaardiging te gering (ong. 5% van de huishoudens in de 9 gemeenten). Bovendien is ze ontstaan uit een opgelegd dictaat: ‘het gasakkoord’, dat niet democratisch tot stand is gekomen.
  5. De maatschappelijke welvaart is in verhouding slechts voor een klein deel aan de regio die compensatie zou moeten krijgen, toebedacht. Van de FES-gelden is 1% aan de 3 noordelijke provincies toebedeeld, dus misschien 1/3% aan Groningen, waarvan een substantieel deel in de stad Groningen is beland. In de regio zelf is naar verhouding altijd weinig geïnvesteerd. Op enkele goedkope presentjes van de NAM na die de indruk geven dat het bedoeld is om de reputatie van de NAM hoog te houden en voldoende draagvlak onder de bevolking te creëren. Twee vliegen in één klap.

 

Bevoegdheden lokale overheden

“Als er geen formele bevoegdheden zijn voor gemeenten en provincies, wil EZ voor hen dan een adviesrol overwegen?”

Antwoord minister:

“Bij STRONG (Structuurvisie OnderGrond) wordt gekeken naar een breder afwegingskader voor mijnbouwactiviteiten. In dat afwegingskader kunnen ook adviezen op grond van provinciaal beleid meegewogen worden. Overigens hebben provincies nu ook een adviesrol bij het verlenen van mijnbouwvergunningen. Ook heeft de gemeente een eigen rol bij wijziging van het bestemmingsplan.”

Bron: Bron: C. Antwoord van de Minister van Economische Zaken op door belanghebbenden gestelde beleidsvragen die niet zijn voorgelegd aan Witteveen&Bos

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCEQFjAA&url=http%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbestanden%2Fdocumenten-en-publicaties%2Frapporten%2F2013%2F08%2F26%2Fantwoord-van-de-minister-van-economische-zaken-op-door-belanghebbenden-gestelde-beleidsvragen-die-niet-zijn-voorgelegd-aan-witteveen-bos%2Fmicrosoft-word-domus-13141875-v1-beantwoording-c-en-d-beleidsvragen-schaliegas.pdf&ei=pYxCVKP0JIX4Ooa7gbgJ&usg=AFQjCNEmBNal6Tdf7HzKallFphALyVgwrA&bvm=bv.77648437,d.ZWU

 

Perikelen rondom het Staatstoezicht op de Mijnen

“Afgesproken was dat de formatie van SodM in het najaar van 2013 zou worden geëvalueerd. Op 18 oktober 2013 heeft de IGM deze evaluatie afgerond en naar EZ gestuurd. Eind 2013 was hierop nog geen antwoord ontvangen. Lopende dit proces is wederom een nieuwe taakstelling (Rutte/Asscher) opgelegd aan alle ministeries, waaronder EZ als ook SodM. SodM heeft een plan ingediend hoe eventueel aan deze taakstelling zou kunnen worden voldaan. Niet onvermeld mag worden dat naast dit alles ook de problematiek van de aardbevingen in de provincie Groningen in 2013 een zware wissel heeft getrokken op SodM.”

Bron: Jaarverslag 2013 SodM pag. 71

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en publicaties/jaarverslagen/2014/07/14/jaarverslag-2013-staatstoezicht-op-de-mijnen.html

 

“Ik heb het afgelopen jaar een zorgvuldig proces ingericht waarin de onderzoeken zijn begeleid door twee zorgvuldig samengestelde technische begeleidingscommissies onder leiding van een Stuurgroep. SodM was in beide begeleidingscommissies vertegenwoordigd. Bij de stukken die ik u heb toegestuurd zaten zowel de rapportages van de beide begeleidingscommissies als de rapportage van de Stuurgroep. Beide laten een beeld zien waaruit ik opmaak dat er professioneel is samengewerkt en men het over veel technisch inhoudelijke zaken eens is. Daarnaast heeft NAM haar rapporten en modellen laten toetsen door onafhankelijke, internationale experts. Ik vel geen oordeel over de kritische toon van SodM in de context van het proces van het afgelopen jaar. Voor mij zijn de inhoudelijke adviezen van SodM en de andere adviseurs van belang. Daarnaar heb ik gehandeld.”

33529-30 Verslag van een schriftelijk overleg over het kabinetsbesluit inzake de gaswinning en verbetermaatregelen in Groningen en de bijbehorende onderzoeken http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/commissievergaderingen/details/index.jsp?id=2014A00195

 

Vragen GroenLinks februari 2013

Op een vraag van Liesbeth van Tongeren (GroenLinks) hoe vaak de minister adviezen van het SodM naast zich neer legt, antwoordde de minister:

“Zoals ook al aangegeven tijdens het Algemeen Overleg van 7 februari jl. heb ik het advies van SodM niet naast me neergelegd, maar is het advies van SodM juist voor mij de aanleiding geweest om direct actie te ondernemen. Ik heb er bij de NAM op aangedrongen om zo snel mogelijk preventieve maatregelen met betrekking tot schadebeperking aan gebouwen in gang te zetten en heb ik in overleg met SodM en de NAM ook alle onderzoeken gestart die nodig zijn om een afgewogen besluit te kunnen nemen.”

Bron: Verslag Nr. 17 van een schriftelijk overleg nr. 33 529 Gaswinning Groningen-veld Vastgesteld 15 februari 2013 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-17.html

 

Opmerking

  • Preventieve maatregelen horen op voorhand getroffen te worden.

 

Vraag van GroenLinks:

“Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) stelde al in 2006 dat aardbevingen frequenter en zwaarder kunnen worden bij snellere winning. Het SodM waarschuwde de NAM al in 2009. Waarom is de Kamer niet eerder over dit verhoogde risico geïnformeerd? ”

Antwoord:

“Vanaf de eerste aardbevingen in Groningen zijn er naar verhouding veel aardbevingen bij Loppersum geweest. SodM heeft uit deze concentratie van aardbevingen de conclusie getrokken dat er ter plekke in de ondergrond iets bijzonders aan de hand moet zijn. Naar aanleiding hiervan heeft TNO onderzoek gedaan in opdracht van SodM. Hiervan is verslag gedaan in het jaarverslag 2010, dat aan de Tweede Kamer is gezonden (TK 2011–2012, 33 000 XIII, nr.4).”

 

Opmerkingen

  • De minister spreekt van “iets bijzonders aan de hand” wanneer hij het heeft over de concentratie van aardbevingen. Niet dat al eerder hiervoor gewaarschuwd is.
  • In de grafiek van Gutenberg-Richter is de wetmatigheid, ook bekend van andere bevingen duidelijk te herkennen. In 1954 was deze wetmatigheid bij seismologen bekend. In 2004 lieten de aantallen en kracht van de bevingen deze wetmatigheid al zien (zie figuur108). Gezien de kennis van de NAM en wereldwijde seismische instituten is het onbegrijpelijk dat dit niet eerder met de Overheid (Staatstoezicht op de Mijnen) is gecommuniceerd.

Figuur 108

Bron:https://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/03/13_Tweede%20Kamerbrief%2025%20januari%202013%20v2%20kl.pdf

 

Vraag van GroenLinks:

“Waarom heeft de minister naar aanleiding van de eerdere waarschuwingen niet de benodigde onderzoeken gedaan? Waarom is hier nu nog zoveel tijd voor nodig? ”

Antwoord:

“Zoals in de brief van 11 februari 2013 is aangegeven, heeft SodM in 2009 met de NAM over nader onderzoek gesproken. De NAM was op dat moment bezig met het bouwen van een nieuw reservoirmodel voor het Groningen-gasveld. Het bouwen van dit soort modellen voor zo’n groot gasveld vergt veel tijd. In het eerste kwartaal van 2012 was het model gereed voor het uitvoeren van rekenwerk om het gedrag van het Groningen-gasveld beter te begrijpen.”

 

Opmerkingen

  • Vanaf de jaren 70 was al bekend dat er bevingen voorkwamen bij de gaswinning. In plaats van geld te reserveren voor een schadefonds heeft noch de Overheid noch de NAM zich optimaal ingespannen om degelijk en onafhankelijk onderzoek te doen. Het aantal rapporten was zeer beperkt. Ook hebben diverse mensen gewaarschuwd voor toekomstige schade.
  • Het bouwen van een laboratoriummodel is eerder al bleken bij het Geertsma-model, is niet een op een toepasbaar in de praktijk.

 

Vraag van GroenLinks:

“Heeft de NAM zich in de opvatting van de minister gehouden aan artikel 33 van de Mijnbouwwet, waarin onder meer wordt gesteld dat zij alle maatregelen neemt die redelijkerwijs die gevergd kunnen worden om schade door bodembeweging te voorkomen?”

Antwoord:

“Ja, maar gezien de nieuwe inzichten, waarover SodM mij heeft geadviseerd, zal het winningsplan herzien moeten worden. Daarom heb ik de NAM gevraagd om op basis van alle onderzoeken op 1 december 2013 een nieuw winningsplan in te dienen.”

 

Vraag van GroenLinks :

“In de brief van de NAM aan Economische Zaken / SodM over de actualisatie van het winningsplan Groningen van 25 januari jl. wordt gewag gemaakt van het wegens technische problemen vervangen van bestaande injectieput BRW-4 door een nieuw te boren put BRW-5 (vanaf locatie Borgsweer). Op NLOG.nl staat een put BRW-04 te boek als een producerende olieput. Is BRW-04 dezelfde put als BRW-4, en gaat het dan om een injectie- of een olieproductie-put, en om welke technische problemen gaat het?”

Antwoord:

“Er is in Borgsweer geen olieproductieput. Er zijn hier twee waterinjectieputten, te weten BRW-2 en BRW-4. Het water dat geïnjecteerd wordt bevat zuurstof en kan daardoor het staal van de putten aantasten. Bij BRW-4 ia geconstateerd dat dit staal vervangen zou moeten worden. Om deze reden wordt de put vervangen door een nieuwe put BRW-5 met meer duurzame materialen.”

 

Opmerking

  • In de put bij Borgsweer worden alle afvalstoffen gedumpt die vrijkomen bij boringen elders.

 

Vraag van GroenLinks:

“In oktober 2001 heeft de NAM een «diepe verkenningsboring» uitgevoerd die dieper is gegaan dan de normale diepte waarop gas uit het Groningen-veld gewonnen wordt. Hebben er meer van dit soort boringen plaatsgevonden, heeft deze boring (of andere dergelijke extreem diepe boringen) invloed gehad op de seismische activiteit, en kan de minister een overzicht geven van andere technieken en activiteiten die
sinds ruwweg het jaar 2000 zijn aangewend in het Groningen-veld en die invloed zouden kunnen hebben op seismische activiteit, dan wel toezeggen dat dit wordt meegenomen in de onderzoeken?”

Antwoord:

“Deze put is geboord om te verkennen of er meer gas op grote diepte onder het Groningen-gasveld aanwezig is. Deze put heeft geen gas geproduceerd en heeft dus geen relatie met aardbevingen. In het Groningen-gasveld wordt sinds het begin met een «depletion drive» techniek geproduceerd. Onderzocht zal worden of er andere winningstechnieken zijn die het aantal en de sterkte van de beving kunnen verminderen.”

 

Bron: VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 15 februari 2013 Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de minister van Economische Zaken over de gaswinning uit het Groningen-veld. De volledige agenda is opgenomen aan het eind van het verslag. De op 12 februari 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 14 februari 2013 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

https://www.google.nl/search?q=%E2%80%A2%09%E2%80%93+Toezending+stukken+naar+aanleiding+van+gedane+toezeggingen+in+Algemeen+Overleg+gaswinning+Groningen%3B+brief+van+de+minister+van+Economische+Zaken+d.d.+11+februari+2013+%282013Z02720%29+&ie=utf-8&oe=utf-8&aq=t&rls=org.mozilla:nl:official&client=firefox-a&channel=nts&gfe_rd=cr&ei=uwc0VJSiO8qGOq2lgKgH

 

Opmerking

  • Het antwoord is onvolledig. ‘Groningen Long Term’ is een techniek waarvoor sowieso bovengronds compressoren gebouwd zijn. Er zijn veel klachten over deze zogenaamde ‘fabrieken’.

 

Conclusies

  • De heer J. de Jong raadde 12,5 miljard m3 gas uit te bodem te halen aan als enige veilige mogelijkheid voor Groningen. In totaal is in 2013 uit Groningerveld minstens 53,5 miljard m³ gas gewonnen. Het Staatstoezicht staat onder druk, de Jong is afgetreden. Officieel stopt hij in september2014. Drs. H.A.J.M (Harry) van der Meijden wordt per 1 september 2014 de nieuwe Inspecteur-generaal bij Staatstoezicht op de Mijnen. Na toezichthoudende rollen voor Shell in diverse landen in Azië, Australië en Nieuw Zeeland was hij vanaf 2001 directeur van het hoofdkantoor van Shell in Den Haag. In een reactie op zijn benoeming zegt van der Meijden “zeer geïnspireerd te zijn om in zijn nieuwe functie bij te kunnen dragen aan een optimale, maatschappelijk verantwoorde benutting van Nederlandse bodemschatten”. 

Bron: Maaike Noordhuis http://www.energeia.nl/preview/2183-Oud-Shell-directeur-Van-der-Meijden-gaat-scepter-zwaaien-bij-SODM.html

  • Preventieve maatregelen kunnen niet genomen worden: het is nl. onbekend hoe zwaar bevingen worden waar woningen tegen beveiligd moeten worden, omdat niet bekend is hoe groot toekomstige versnellingen kunnen worden.
  • Wanneer de berekeningen m.b.t. het risico op schade bij bepaalde magnitudes in de door de minister uitgevoerde onderzoeken niet gestoeld zijn op reële schade en onvoldoende cijfers , zal bij een beving vanaf M4, onverwacht grote schade kunnen ontstaan.

     

De maatregel om het winnen van gas in het centrum van het zwaarst getroffen gebied te minderen met 80% lijkt genomen om tijdwinst te creëren. Deze tijdwinst dient tweeërlei zaken:

  1. Er is een adempauze, waarin voor de zoveelste keer nieuwe rapporten worden geschreven, terwijl uitzicht op meer inzicht tot nu in werkelijkheid en globaal gezien niet veel heeft opgeleverd. De toekomst blijft onzeker met voor de bewoners nog meer en grotere kansen op ellende en stress.
  2. De bewoners hebben het gevoel dat er wat gebeurt.

    De gaswinning gaat elders in de provincie met extra capaciteit door, zonder af te wijken van de totale productiehoeveelheid.

    Binnen 3 jaar is het effect van het minderen geneutraliseerd. Minderen helpt bovendien niet, het schuift de problemen voor zich uit. Verondersteld wordt dat de jaarlijkse kans op bevingen minder wordt. Maar ook deze uitspraak berust voor een groot deel op aannames.

     

     

  • Daling woningwaarde

     


Waardevermeerdering woningen

“Een nieuw pakket maatregelen moet huiseigenaren stimuleren om te investeren in hun woning. Het gaat dan om woningisolatie, energiebesparende voorzieningen en/of decentrale energieopwekking.”

 

Opmerkingen

  • Veel bewoners vragen zich in arren moede af: waarom investeren bij het voortduren van bevingen? Het is dweilen met de kraan open.
  • Hoezo: waardevermeerdering? Iedereen weet dat dergelijke maatregelen lijken bedoeld te zijn om de bewoners niet ongerust te maken. De waarde van de woningen gaat immers niet omhoog?
  • Er zijn mensen die om deze redenen de spiegeltjes en kraaltjes weigeren.

 

T.a.v. waardevermeerdering van de woningen: “Op dit moment wordt door de Dialoogtafel gewerkt aan de uitwerking van een tijdelijke regeling voor waardevermeerdering van woningen. De uitgangspunten zijn vastgesteld en het streven is de regeling dit najaar in werking te laten treden. Deze gaat gelden met terugwerkende kracht vanaf 17 januari 2014 en totdat er een definitieve regeling is vastgesteld.” Bron: Veelgestelde vragen Dialoogtafel http://www.dialoogtafelgroningen.nl/veel-gestelde-vragen d.d. 5 september 2014

 


Waardedaling woningen

T.a.v. waardedaling: de NAM heeft hiervoor de term PM ingevoerd. PM = Pro memorie, ter herinnering. In begrotingen gebruikt om aan te geven dat er wel kosten worden verwacht, maar dat de hoogte daarvan niet bekend is.

“Volgens Kamp is in het derde kwartaal van 2013 vastgesteld dat huizen in het gebied duidelijk minder waard zijn geworden. De NAM gaat voor eind volgend jaar 15.000 huizen inspecteren en de kwetsbaarste versterken.” Bron: Gaswinning “gericht verminderd” NOS.nl d.d.17 januari 2014

 

“Om de woningmarkt te onderzoeken, moet er een markt zijn,aldus Pieter Huitema vastgoedadvocaat bij De Haan Advocaten. En die is er niet. Of, in de woorden van deze advocaat, “de markt zit in heel Noordoost-Groningen volledig op slot.”

Huitema bereidt een rechtszaak voor tegen de NAM, namens 230 cliënten die zich verenigd hebben in de stichting Waardevermindering door Aardbevingen Groningen (WAG) en drie woningcorporaties. Met een enquête onder circa 700 woningeigenaren in een straal van tien kilometer rond Uithuizen en onderzoek onder lokale deskundigen (taxateurs, makelaars) wil de advocaat aantonen dat huizen wel degelijk in waarde dalen.”

 

De gaswinning is een landelijk probleem zei minister Kamp, omdat heel Nederland van het gas profiteert. Maar een vertrouwen wekkend onderzoek laat de minister niet uivoeren. Volgens de Kam, hoogleraar aan de RUG, onderzoekt Ortec Finance een veel te groot gebied, waardoor verschillen in prijsontwikkeling van woningen verdwijnen in een gemiddelde.

 

Ook de onderstaande maatregelen dragen onvoldoende bij tot een verbetering op de woningmarkt:

 

Preventief beveiligen

Het aantal woningen is op 2 september 2014 bekend geworden. In eerste instantie zullen dit 50.000 woningen zijn. Daarvoor was €500 miljoen gereserveerd. Dit betekent: €10.000 per woning. De NAM zegt over het aantal woningen dat preventief beveiligd moet worden : “Hoeveel woningen en gebouwen in Noordoost-Groningen precies moeten worden aangepakt, moet in de loop der tijd blijken. Dit jaar maakt de NAM volgens de woordvoerder een start met de versteviging van een zestal woningen. Komend jaar volgen nog tientallen gebouwen, in 2016 honderden, gevolgd door nog eens duizenden in de jaren erna.” Bron: Ver. Eigen Huis d.d. 3 september 2014

 

Toekomst bevingen

“Groningers op het platteland en in de stad moeten rekening houden met meer en mogelijk zwaardere aardbevingen. Dat zegt scheidend directeur Bart van de Leemput van de Nederlandse Aardolie Maatschappij vandaag (NAM) in NRC Handelsblad. Hiermee waarschuwt de NAM, een joint venture van Shell en ExxonMobil, nadrukkelijker dan voorheen zelf voor gasbevingen.

Van de Leemput:

“Als je weet dat het Groningenveld nog 50 jaar aardgas levert, komen er meer en mogelijk zwaardere bevingen door onze gaswinning. Maar over twintig jaar verwachten we minder.” ”

Bron: NRC 1 oktober 2014

 

Cijfers

NVM-makelaars

“De NVM-makelaars verkochten in het vorige kwartaal flink meer huizen dan in dezelfde

periode vorig jaar. Wel zijn er grote regionale verschillen.” (zie figuur 97)

Bron: NVM week 29

http://www.nvmgroningen.nl/uploads/B%20pagina%20week%2029%20Woningmarktcijfers%202e%20kwrt.%202014.pdf

 

figuur 109

Bron: NVM

http://www.nvmgroningen.nl/uploads/B%20pagina%20week%2029%20Woningmarktcijfers%202e%20kwrt.%202014.pdf

 

In figuur 109 is te zien dat in het 2e kwartaal van 2014 de woningmarkt in Midden-Groningen

Noordoost-Groningen en Zuidoost-Groningen en Hondsrug daalde ten opzichte van het eerste kwartaal 2014. In Midden-Groningen daarentegen is de woningmarkt t.o.v. het vorig jaar iets gegroeid.

 

De minister

In antwoord op Kamervragen antwoordt de minister d.d. 30 januari 2014:

“Verder staat niet vast dat de woningen in het gebied minder waard blijven. Gelet op het pakket maatregelen dat is aangekondigd voor het gebied is een positieve waardeontwikkeling heel wel mogelijk. Dat is de belangrijkste reden dat voor de compensatie van de negatieve waardeontwikkeling als gevolg van de aardbevingen wordt aangesloten bij woningverkopen. Door de fluctuatie in de waardeontwikkeling is het onmogelijk tussentijds definitief vast te stellen wat de hoogte van de compensatie moet zijn.

Samengevat is er voor mensen die het gebied moeten of willen verlaten
een mogelijkheid om een beroep te doen op de compensatieregeling. Voor mensen die in het gebied willen blijven wonen zijn er de preventieve maatregelen, maatregelen in het kader van de leefbaarheid en economische structuurversterkingen.”

 

En: “Ik verwacht geen leegloop van het gebied. Er zijn inderdaad mensen die weg willen uit het gebied, maar de meeste mensen zijn daar geworteld. Groningen is een mooi en belangrijk deel van Nederland. Door de combinatie van preventieve maatregelen, maatregelen in het kader van de leefbaarheid en economische structuurversterking wordt gezorgd voor een veilige woonsituatie in een gebied dat kansen biedt.”

Bron: Verslag van een schriftelijk overleg over het kabinetsbesluit inzake de gaswinning en verbetermaatregelen in Groningen en de bijbehorende onderzoeken, toegezonden aan de Kamer per brief d.d. 17 januari 2014 (Kamerstuk 33 529, nr. 28)

http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail.jsp?id=2014D03502&did=2014D03502

 

Opmerkingen

  • Een ‘mogelijkheid om weg te willen‘ houdt in dat de bewoners door grote problemen niet meer in hun woning kunnen blijven wonen. Pas dan zijn er mogelijkheden om weg te kunnen. Er is geen mogelijkheid weg te willen wanneer bewoners te bang zijn om te blijven of vanwege andere door de commissie van bijzondere gevallen te licht bevonden redenen.
  • Vanwege het gas is Groningen een belangrijk deel van Nederland. Maar de toekomst is gezien de grote kans op zware bevingen en/of overstromingen niet rooskleurig. Dan past het niet om te spreken over een veilige woonsituatie in een gebied dat kansen biedt. Geloofwaardiger zou zijn ook de minder mooie vooruitzichten te benoemen.

 

“Ongeacht welke reden er is voor de verkoop van een woning in het risicogebied, komt de verkopende partij, onder nader te bepalen voorwaarden, in aanmerking voor compensatie, wanneer op het moment van verkoop aantoonbaar sprake is van waardedaling als gevolg van gaswinning en aardbevingen. Het risicogebied is vergeleken met twee referentiegebieden. De gekozen referentie-gebieden zijn ten opzichte van andere gebieden in Nederland het best vergelijkbaar met het risicogebied, gelet op sociaal-economische en demografische factoren en geografische nabijheid.”

Bron: Datum 30 januari 2014 Beantwoording vragen over gaswinning in Groningen

 

De Groninger Bodem Beweging heeft hierop het volgende commentaar:

“Dit gebied beslaat de gemeentes waar aardbevingen zijn geweest met magnitude 2.4 of hoger en/of met ernstige schadegevallen. Het gebied direct grenzend hieraan is gekozen als referentiegebied 1 omdat deze gemeentes sociaal-economisch niet “bijzonder veel afwijken”. Hier stuitten we direct al op een groot probleem. Wij zijn van mening dat dit referentiegebied slecht gekozen is omdat 10 van de 13 gemeentes in de provincie Groningen liggen. Mensen uit de rest van Nederland die een woning “in het noorden” willen kopen zien hierin geen of weinig verschil. Wij vinden het aannemelijk dat de hele provincie Groningen waardevermindering aan woningen ondervindt door de gaswinning.

Als referentiegebied 2 gelden de gemeentes die in een halve cirkel om referentiegebied 1 heen liggen. Alles met uitzondering van gemeentes zoals Groningen en Haren omdat die altijd een afwijkende woningmarkt hebben.

Het risicogebied is vergeleken met ref. gebied 1 en daarna met ref. gebieden 1 en 2 samen. Met name dat laatste is curieus; waarom niet ook alleen met ref. gebied 2? Enkele aanwezigen meenden aan de cijfers te kunnen opmaken dat daar een behoorlijk groter verschil in zit. Er is toegezegd dit in het vervolgonderzoek (de kwartaal-monitoring) wel apart mee te nemen. Vreemd dat dit niet nu al is gebeurd.

Al met al werd de conclusie getrokken dat er geen aanwijsbare waardevermindering is opgetreden in het eerste kwartaal van dit jaar. Het onderzoek is gebaseerd op 72 verkochte woningen in het risicogebied in het eerste kwartaal van dit jaar. Maar in het risicogebied zelf zitten al grote verschillen; in de gemeente Loppersum gaat het om 2 (!) verkochte huizen. Marc Francke heeft toegezegd in het vervolgonderzoek het risicogebied meer op te splitsen.”

Bron: Groninger Bodem Beweging, nieuwsarchief

http://www.groninger-bodem-beweging.nl/index.php/nieuwsarchief/283-informatieavonden-rapport-waardedaling

 

Minister Kamp over de waardedaling

“Voor de waardedaling van woningen als gevolg van de aardbevingen richt NAM een compensatieregeling in. De details van de regeling worden uiterlijk 1 april 2014 door NAM bekendgemaakt. Voor het toekennen van compensatie wordt aangesloten bij het moment van verkoop van een woning. Bij behoud van een woning kan dus geen beroep gedaan worden op de regeling voor de compensatie van de waardedaling van woningen. De reden daarvoor is dat de al dan niet negatieve waardeontwikkeling als gevolg van de aardbevingen kan fluctueren. Het is daarom onmogelijk om bij behoud van een woning tot een definitieve afhandeling te komen. Als de waarde zich verder negatief ontwikkeld als gevolg van de aardbevingen zal een huiseigenaar immers meer compensatie willen en andersom als, bijvoorbeeld als gevolg van het pakket aan maatregelen in het gebied, de ontwikkeling van de waarde ten positieve keert zou de woningeigenaar de verkregen compensatie weer terug moeten betalen. NAM is momenteel bezig met de uitwerking van hoe de hoogte van de compensatie precies wordt vastgesteld.”

Bron: Verslag van een schriftelijk overleg over het kabinetsbesluit inzake de gaswinning en verbetermaatregelen in Groningen en de bijbehorende onderzoeken, toegezonden aan de Kamer per brief d.d. 17 januari 2014 (Kamerstuk 33 529, nr. 28)

http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail.jsp?id=2014D03502&did=2014D03502

 

“De leden van de 50PLUS-fractie stelden dat de minister meldt dat “het exacte budget”, benodigd voor het compenseren van de significante waardedaling van woningen sinds het derde kwartaal van 2013, op dit moment niet is te kwantificeren. Kan de grootte van dit budget dan wel ‘ongeveer’ worden aangegeven, op welke wijze zal worden voorzien in dit benodigde budget en komt dit ook voor rekening van de NAM, zo vroegen deze leden.”

Antwoord minister: “Op dit moment is dat nog niet aan te geven, maar het uitgangspunt blijft dat waardedaling als gevolg van bevingen vergoed wordt. NAM zal deze kosten voor zijn rekening nemen.”

Bron: 30 januari 2014 Betreft Beantwoording vragen Kamer over gaswinning in Groningen door minister Kamp

 

Onafhankelijke Raadsman over de waardedaling

“Zoals bekend zijn er in het gebied zorgen over de waardedaling van de woningen. Dit heeft enerzijds van doen met de waarde van de eigen woning, maar ook met de zorg over het toekomstperspectief van het gebied en zijn bewoners. Er is nu een regeling waardedaling maar de Onafhankelijke Raadsman heeft in het overleg met de NAM-directie laten weten dat veel potentiële belanghebbenden ongelukkig zijn met de regeling omdat de verkoop eerst geëffectueerd moet worden voordat men inzicht krijgt in de bijdrage waarop men kan rekenen. Dat leidt in de praktijk enerzijds tot onzekerheid over de uitkomst en anderzijds soms tot (veel) te hoge verwachtingen en dus tot teleurstellingen. De gedachte om de tegemoetkoming te bepalen in de fase van het voorlopig verkoopcontract is voor de NAM niet bespreekbaar. Wel heeft de NAM toegezegd de regeling te evalueren. Dit onderwerp is overigens ook een onderwerp van bespreking door de Dialoogtafel.”

Bron: Onafhankelijke Raadsman Rapportage januari t/m augustus 2014

 

 

 

 

 

  • Onzekerheden bij rampen

     


“Het groepsrisico is een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Deze maat is dus niet gericht op een bepaalde specifieke locatie of op een individuele persoon. Groepsrisicoberekeningen beogen maatschappelijke ontwrichting inzichtelijk te maken. Op basis van deze verkregen inzichten kan er bewuster worden omgegaan met risico’s. Het groepsrisico kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid (bijvoorbeeld door woningbouw) anderzijds.
Voor het groepsrisico zijn geen harde normen vastgelegd, alleen oriënterende waarden. In het BEVI en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn regels opgenomen over de verantwoording van het groepsrisico. Gemeenten en provincies moeten bij een toename van het groepsrisico vaak verantwoording afleggen over het genomen besluit. Hierbij moeten ze in ieder geval aandacht besteden aan mogelijke alternatieven en risicoreducerende maatregelen en ook de mogelijkheden voor rampenbestrijding en hulpverlening belichten. De Regionale Brandweer heeft veelal een wettelijke adviestaak.”
Bron: Relevant, Netwerk externe veiligheid

https://www.relevant.nl/display/THEMA/Verantwoording+Groepsrisico

 

Ira Helsloot schrijft in zijn rapportage:

“Voor de goede orde: onder aardbevingsrisico vallen alle maatschappelijk kosten die veroorzaakt worden door de aardbevingen die het gevolg zijn van de gaswinning dus ook overlast.

Overlast kan overigens ook simpelweg beschouwd worden als een gezondheidsrisico op de langere termijn gezien de aanwezige,maar nog slecht begrepen en gekwantificeerde, relatie tussen overlast en gezondheidsschade.”

 

“Sinds eind 2012 is het duidelijk geworden dat de maximumsterkte hoger kan liggen. Dit heeft geleid tot een wetenschappelijk en publiek debat over de objectieve ontwikkeling van het aardbevingsrisico en het daarbij passende veiligheidsbeleid. De minister van EZ heeft daarbij ingezet op het eind 2013 kunnen besluiten over een nieuw winningsplan van de NAM waarin het nieuwe risico-inzicht verwerkt is.

De door het ministerie van EZ en de NAM ingezette onderzoeken in 2013 maken echter duidelijk dat hier sprake is van een nieuw ‘systemisch’ risico, dat wil zeggen een risico waarvan:

  1. de aard, omvang en beheersingsmogelijkheden nog niet wetenschappelijk duidelijk zijn,
  2. het onduidelijk is hoe voor- en nadelen ‘objectief’ gewogen moeten worden,
  3. er een publieke en politieke controverse over de risico-acceptatie bestaat.”

 


Bron: Redelijk en begrijpelijk Groninger aardbevingsbeleid19 december 2013

 

“Elke uitspraak over de ontwikkeling van het risico en over de beheersmogelijkheden daarvan op meer dan de korte termijn van 2-3 jaar moet daarom als zo onzeker worden beschouwd dat op basis daarvan op dit moment geen beleid kan worden gebaseerd.

Systemische risico’s kennen in het algemeen de noodzaak om tot integrale besluitvorming te komen waarbij zekere en onzekere kosten en baten op een redelijke en begrijpelijke wijze gewogen worden.

Onder begrijpelijk wordt
verstaan
dat het beleid voor niet direct deskundigen zoals burgers, volksvertegenwoordigers en bestuurders rationeel te begrijpen is.

Dit is een eerste voorwaarde voor een breed draagvlak voor het beleid.

Een vaak terugkomend probleem is dat simpelweg ‘uit voorzorg’ besluiten de activiteit met onzekere risico’s te stoppen geen aantrekkelijke optie is omdat dat met zekerheid tot grote maatschappelijke schade leidt.”

Bron: Redelijk en begrijpelijk Groninger aardbevingsbeleid19 december 2013 Ira Helsloot

 

“De constatering die in de loop van 2013 getrokken kon worden dat er sprake is van een systemic risico in Groningen, dat wil zeggen van fundamentele wetenschappelijk onzekerheid over ontwikkeling en beheersmogelijkheden van het aardgasbevingsrisico, maakt daarmee meteen duidelijk dat er een noodzaak is tot een nieuw risicobeleid dat fundamenteel anders zal moeten zijn dan het voorgaande klassieke risicobeleid waarbij de Overheid simpelweg eenmaal een winningsplan ‘vergunde’.

Evenzo noodzaakt het bovenstaande een nieuwe visie op de richting van het toezicht op de aardgaswinning. Momenteel is er een praktijd ontstaan waarbij het Staatstoezicht op de Mijnen adviserend en participatief inhoudelijk toezicht houdt, dat wil zeggen dat zij vanuit eigen beschikbare en ingehuurde kennis en meekijkend met het proces van het opstellen van het winningsplan de mininster adviseert over zijn oordeel over het winningsplan. Vervolgens ziet SodM toe op de uitvoering van het gestelde in het winningsplan. Juist in de huidige situatie van wetenschappelijke onzekerheid leidt dit, zo hebben de auteurs van deze rapportage kunnen constateren, tot onheldere verhoudingen en daarmee tot spanningen tussen de verschillende betrokken experts van en ingehuurd door NAM en SodM. Deze spanningen hebben onvermijdelijk invloed op de samenwerking tussen en oordelen van de betrokkenen. De kaderstellende visies van het rijk op toezicht (KVOT 1 en 2) zijn vanuit onderkenning van deze problematiek niet voor niets duidelijk over de onwenselijkheid van vermenging van de beleidsadviesrol en de toezichthoudende rol.”

Bron: Redelijk en begrijpelijk Groninger aardbevingsbeleid19 december 2013 Ira Helsloot

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=2&ved=0CCcQFjAB&url=http%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbestanden%2Fdocumenten-en-publicaties%2Frapporten%2F2014%2F01%2F17%2Fredelijk-en-begrijpelijk-groninger-aardbevingsbeleid%2Fredelijkenbegrijpelijk-19-12-2013.pdf&ei=ZHQAVNu9K8jhar-pgeAC&usg=AFQjCNHEz6KkYXjtoyEXwR3hb4b5OWBXWQ&bvm=bv.74115972,d.d2s

 

In de notitie ‘Risicoanalyse Aardgasbevingen Groningen’ meldt het Staatstoezicht op de Mijnen de volgende kritiek:

“Het aardbevingsrisico voor de “karakteristieke beving” op de locatie Huizinge is in de context van het nationale veiligheidsbeleid en internationale veiligheidsbeleid ten aanzien van natuurlijke aardbevingen geplaatst. Bestaand nationaal extern veiligheidsbeleid voor industrie en buisleidingen gaat uit van een wettelijk vastgelegd (BEVI en BEVB) acceptatie criterium voor Plaatsgebonden Risico (PR), alsmede een door de Overheid te verantwoorden richtwaarde voor Groepsrisico(GR). Landelijk worden ook andere externe veiligheidsrisico’s tegen het PR en GR of vergelijkbare begrippen getoetst, zoals luchthavenveiligheid en overstromingsrisico’s. Internationaal bestaat er een breed geaccepteerde richtwaarde voor acceptatie van bescherming tegen aardbevingen.”

BEVI = Besluit externe veiligheid inrichtingen

Bron: Risico Analyse Aardgasbevingen Groningen Staatstoezicht op de Mijnen Ministerie van
Economische Zaken SAMENVATTING

http://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/risico%20analyse%20aardgasbevingen%20groningen.pdf

 

Deze notitie bevat de kwantificering van het aardbevingsrisico op basis van de resultaten van de onderzoeken 1, 5 en 6, welke in opdracht van de Minister van Economische Zaken zijn uitgevoerd.

Hiermee wordt voor de periode 2013-2016 een indicatie van het aardbevingsrisico bij ongewijzigde productie (“market demand” scenario) verkregen voor een “karakteristieke beving” op de locatie Huizinge. Het risico is onvolledig omdat

  • er alleen rekening is gehouden met schade aan gebouwen en letsel ten gevolge van schade aan gebouwen,
  • er in onderzoek 1 geen scenario’s zijn doorgerekend voor grondversnellingen groter dan 0,49g terwijl deze wel kunnen optreden,
  • de cumulatieve invloed van alle bevingen in een jaar op verschillende locaties niet is meegenomen in de berekening,
  • er een mogelijkheid is dat een aardbeving met een lagere overschrijdingskans plaatsvindt nabij een dichtbevolkt gebied waarbij meer slachtoffers vallen,
  • de overschrijdingskansen voor grondversnellingen boven de 1g niet bepaald zijn en het risico ten gevolge van een beving met deze grondversnelling niet meegenomen kan worden in de analyse.

 

Ad 1)    Dit houdt in dat bij rampen als gevolg van een aardbeving bv. (chemische) fabrieken, opslagtanks, benzinestations, enz. er onvoldoende maatregelen getroffen zouden kunnen worden.

Ad 2)    Wanneer een zware aardbeving de provincie treft, waarbij piekversnellingen voorkomen groter dan 0,49 onvoldoende inzicht is in de gevolgen. De voorspelde piekversnelling zou niet groter zijn dat 2g.

Het onderzoek van de Gasunie (d.d. 2013, uit op 17 januari 2014) zegt hierover:
“De PGV en PGA behorend bij een Mw=5 magnitude is met deze relatie berekend. De gemiddelde waarden in het epicentrum zijn dan respectievelijk PGA = 0,23 g en PGV =
0,12 m/s. Om rekening te houden met circa 1 maal de standaardafwijking aan onzekerheid worden de constructies beoordeeld tot aan een PGA van 0,5g en een PGV van 0,23 m/s.”

Ad 3)    Hoe cumulatieve gevolgen kunnen ontstaan.

  1. Woningen kunnen ten eerste niet dusdanig worden hersteld om even sterk als voorheen een volgende aardbeving te trotseren (de constructie kan in sterkte zijn aangetast: het verband is nooit meer als voordien) , waardoor de schade oplopend erger wordt. Daar komt bij dat er sowieso niet preventief aardbevingsbestendig hersteld kan worden. omdat de maximale versnellingen niet bekend zijn.
  2. Het is goed mogelijk dat voordat de woning is hersteld, een volgende beving schade aanricht, waardoor
    1. door bijkomende oorzaken niet meer is vast te stellen waardoor de schade ontstaan is;
    2. een constructief zwakke woning naar verhouding meer kans op cumulatieve schade heeft.
  3. Komt er na een beving een storm, dan is de woning extra kwetsbaar. Het juridisch gevecht gaat dan tussen verzekeringsmaatschappijen en de mijnbouwexploitant. Een langslepende kwestie, waarbij de verzekeringsmaatschappijen en de NAM meestal niet aan het kortste eind trekken.

Het is zaak oorzaak en gevolg goed in de gaten te houden. De NAM gebruikt achterstallig onderhoud – net als de ouderdom van een woning – vaak als een oneigenlijk argument om te minderen op het herstelbedrag door de bewoner deels aansprakelijk te stellen voor de geleden schade. Wanneer een woning door achterstallig onderhoud niet tegen een aardbeving bestand is – tenzij het dermate wrak is dat het ook door bijvoorbeeld wind ernstig zou beschadigen – ligt de plicht tot het aardbevingsbestendiger maken van een gebouw niet bij de bewoner. Vooral bij grotere schadebedragen is een gang naar de rechter de moeite waard (zie: http://www.co2ntramine.nl/niet-alle-aardbevingsschade-wordt-vergoed-door-de-nam/ )

 

In de volgende zin wordt aangegeven hoe in de genoemde rapporten risico-vergelijkingen zijn gemaakt:

“Het aardbevingsrisico voor de “karakteristieke beving” op de locatie Huizinge is in de context van het nationale veiligheidsbeleid en internationale veiligheidsbeleid ten aanzien van natuurlijke aardbevingen geplaatst.”

Er bestaat nl. geen vergelijkingsmateriaal over een dermate grote en heftige hoeveelheid geïnduceerde aardbevingen en onze kwestie kan alleen afgezet worden tegen situaties in de wereld met grote en meerdere natuurlijke aardbevingen.

 

SODM heeft de aangeleverde rapporten geanalyseerd op deugdelijkheid, Zij vonden dat niet deugdelijk en gaven aan hoe risico echt in elkaar zat en Jan de Jong is er zeer duidelijk over geweest: er kunnen doden vallen en dat is niet acceptabel.

Dit noemen we ook wel: ‘collateral damage’.

 

En de enige vraag die er toe doet, ook in de zin van mensenrechten en juridische zin, is of de . ‘collateral damage’ wel of niet toelaatbaar is of gezien moet worden als een te hoog risico. De Jong vond dat niet toelaatbaar als risico. EZ en de NAM zien het als collateral damage als er iets gebeurt en lijken dat wel toelaatbaar te vinden.
De Jong heeft namelijk gezegd dat het enige dat op den duur grotere risico’s kan vermijden het terugschroeven van de winning is naar 12,5 miljard m3.

Collateral damage:

  1. Letterlijk: zijdelingse of onbedoelde schade, zoals wanneer de burgerbevolking wordt getroffen door bombardementen die op militaire doelen zijn gericht. Vooral veroorzaakt door niet-onderscheidende wapens zoals clusterbommen en zware bommen, die volgens de Geneefse verdragen verboden zijn.
  2. Of: bijkomende schade die niet te voorkomen is of niet belangrijk genoeg om te voorkomen.

 

Trinus Hoekstra beschrijft in zijn artikel ‘Wereldwijde spanningen op postzegelformaat’ de situatie op treffende wijze:

“Het gaat in al deze verhalen om de vraag waar de lusten worden genoten en de lasten gedragen. Waar de winst wordt geïncasseerd, en waar de schade wordt achtergelaten.

Verhalen die ons confronteren met het welvaartsbegrip waarin wij gewoon zijn om onze welvaart te denken en mee te meten: het bruto nationaal product als de sociaal en ecologisch gesteriliseerde optelsom van de financieel-economische waarde van alle via de markt verhandelde goederen en diensten. In deze optelsom vallen sociale en ecologische waarden buiten het blikveld, we hebben er een kille term voor: externaliteiten.*

In die optiek is de schade in de regio noordoost-Groningen een externaliteit, een geval van collateral damage; een geval van bijkomstige schade ten opzichte van het hogere doel van onze nationale economie.

Vanuit dat hogere doel moeten de woorden van minister Kamp begrepen worden, wanneer hij zegt dat het niet verantwoord is om de gaswinning in 2014 verder te verlagen dan 42,5 miljard m³. Bij een ‘verantwoorde’ gaswinning gaat het kennelijk niet om de belangen van de bewoners van de regio.”

* Externaliteit, extern effect of externe kosten zijn niet gecompenseerde, door derden gemaakte kosten of geleden schade als gevolg van een economische activiteit. Dit kan optreden als personen, bedrijven of overheden geen rekening houden met de effecten op de welvaart van betreffende individuen.

 

Het waarborgfonds speelt in de Bow-Tie (zie figuur 98) van de NAM een rol bij een beving groter dan M2. Dit betekent dat de NAM cq Overheid bij een beving groter dan M2 een beroep wordt gedaan op het Waarborgfonds. Maar niemand weet of deze ieder jaar is bijgevuld en hoeveel vermogen het fonds op dit moment heeft. Nergens in de jaarverslagen van de NAM is daar iets van terug te vinden, noch in stukken van de Overheid.

Ook is niet bekend voor hoeveel de NAM verzekerd is tegen gevolgschade. Is dit een ook bedrag in de orde van grootte van €1,2 miljard, waarvoor een kernramp verzekerd is?

 

Naar aanleiding van een vraag van een burger tijdens een raadsvergadering d.d. 10 maart 2014 over meer informatie t.a.v. de ‘Wet Tegemoetkoming schade bij rampen’ (WTS) heeft burgemeester Rodenboog in een brief aan de raad van Loppersum o.a. het volgende geschreven:

“De achtergrond van deze Wet is om te voorzien in een vangnet voor schade die niet verzekerbaar is en waarvoor geen entiteit aansprakelijk is te stellen (denk: natuurrampen). In de Nota naar aanleiding van het verslag staat dat de Wet dit doet “opdat maatschappelijke en economische ontwrichting in het getroffen gebied kan worden beperkt.”

“We hebben de NAM gevraagd bij ons aan te geven op welke manier zij omgaan met het vergoeden van schade in geval van een beving met een magnitude van 4,5 of meer op de schaal van Richter. We hebben van de NAM een bevestiging ontvangen dat ook schade van bevingen groter dan 4.5 op de schaal van Richter door hen vergoed zal worden. Zij zullen in dat geval niet verwijzen naar de bevingen die door gaswinning zijn veroorzaakt. Die verplichting is niet beperkt tot bevingen van een bepaalde minimale of maximale magnitude.

 

Verzekeren tegen aardbevingsschade

“Bij schade door menselijk handelen is er een aansprakelijke partij. ‘iemand’ die de schade heeft veroorzaakt, zoals bij aardbevingen door mijnbouw in Limburg of gaswinning in Groningen. Lijders van schade hebben dan recht op volledige vergoeding. In de opstal- en inboedelverzekering is deze schade meestal uitgesloten, terwijl schade aan de auto gedekt is.

Schade door oorlogen, gewapende conflicten, onlusten, oproer en muiterij zijn risico’s die niet te verzekeren zijn. Schade door terrorisme is sinds 2003 wel weer verzekerbaar. Bij een kernramp is de exploitant aansprakelijk en hij is verplicht een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten met een minimaal verzekerd bedrag van 1,2 miljard. Bij een hogere schade komt de rest voor rekening van de Overheid.”

Bron:
http://www.geldenrecht.nl/artikel/2014-03-20/verzekerd-tegen-aardbevingsschade

“Het maximaal verzekerde bedrag is €75.000. Voor een overstroming zal dit vaak wel voldoende zijn. Maar bij een aardbeving valt dat te betwijfelen. Een aardbeving kan een woning grote schade toebrengen.

De wet Tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen zorgt voor een schadevergoeding vanuit de Overheid. Maar dit is niet gegarandeerd. De wet sluit tegemoetkoming in de kosten uit als de schade redelijkerwijs verzekerbaar was. Met deze verzekering zou de Overheid een troef in handen hebben om niet meer uit te keren bij de rampen die op de catastrofeverzekering gedekt zijn. Ook als je geen verzekering gesloten heb.

Om te voorkomen dat na één ramp de pot meteen leeg is, werkt de verzekeraar met inschrijvingen. Een maximum aantal mensen per regio kan zich inschrijven voor de verzekering. Als de eerste inschrijving vol is, wordt een tweede inschrijving geopend.

Het is een dapper initiatief, waar tot nu toe niemand zich aan gewaagd heeft. Voor wie de verzekering echt nodig heeft, is de premie echter ontzettend hoog. Dit laat zien dat een echte oplossing voor dit probleem niet individueel, maar collectief aangepakt moet worden. Tot nu toe zijn voorstellen hiervoor altijd bij de Overheid gestrand.

Bron: http://www.consumentenbond.nl/test/geld-verzekering/verzekeringen/inboedel-en-opstal-verzekeringen/Neerlandse/catastrofeverzekering/

 

Wrang is het om te lezen dat de NAM/Overheid hier totaal anders over denkt:Het verhalen van schade door bodembewegingen (zowel aardbevingen als bodemdaling) is in eerste instantie een zaak tussen de benadeelde en de mijnbouwmaatschappij.”

Bron: Gaswinning in Nederland Belang en beleid Ministerie van EZ 2004 http://www.nlog.nl/resources/Publicaties/Gas_in_de_toekomst.pdf

 

“Over de gevolgen voor verzekeringsrisico’s in verband met de afname van de veiligheid kan in zijn algemeenheid worden gezegd dat een aantal (natuur)rampen in de regel is uitgesloten van dekking. Het is aan individuele verzekeringsmaatschappijen om de risico’s, de verzekerbaarheid van risicodragende activiteiten en de mogelijk daaruit voortvloeiende schade te beoordelen.”

Bron: C. Antwoord van de Minister van Economische Zaken op door belanghebbenden gestelde beleidsvragen die niet zijn voorgelegd aan Witteveen&Bos 26 augustus 2013

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCEQFjAA&url=http%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbestanden%2Fdocumenten-en-publicaties%2Frapporten%2F2013%2F08%2F26%2Fantwoord-van-de-minister-van-economische-zaken-op-door-belanghebbenden-gestelde-beleidsvragen-die-niet-zijn-voorgelegd-aan-witteveen-bos%2Fmicrosoft-word-domus-13141875-v1-beantwoording-c-en-d-beleidsvragen-schaliegas.pdf&ei=pYxCVKP0JIX4Ooa7gbgJ&usg=AFQjCNEmBNal6Tdf7HzKallFphALyVgwrA&bvm=bv.77648437,d.ZWU

 

Schade-uitkering NAM in 2012

In 2012 is € 2.160.627,17 aan schade als gevolg van bodemdaling door aardgaswinning

in de provincie Groningen vergoed door de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

Bron: jaarverslag Commissie Bodemdaling 2012

http://www.commissiebodemdaling.nl/files/bodemdaling%20jaarverslag%202012%20lowres.pdf%

20-%20Adobe%20Acrobat%20Pro.pdf

 

Opmerkingen

  • Wat opvalt is de hoogte van het bedrag van €1.2 miljard. Bij een kernramp is de exploitant aansprakelijk en hij is verplicht een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten met een minimaal verzekerd bedrag van 1,2 miljard. Bij een hogere schade komt de rest voor rekening van de Overheid.”
  • In de wet staan geen uitzonderingen vermeld bij bevingen boven M4.5. Er wordt in de wet geen verschil gemaakt tussen een natuurlijke of geïnduceerde beving. (Zie art. 1: aardbeving: een ramp als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s die wordt veroorzaakt door een trilling aan het aardoppervlak als gevolg van een plotselinge beweging in de aardkorst, met een magnitude van minimaal 4,5 op de schaal van Richter, gemeten door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut.)
  • In de brief van burgemeester Rodenboog staat de zin:”We hebben van de NAM een bevestiging ontvangen dat ook schade van bevingen groter dan 4.5 op de schaal van Richter door hen vergoed zal worden”.

    Onbekend is of de NAM dan genegen of in staat is om de schade te vergoeden. Belangrijk is dat de aansprakelijkheid van de NAM vast staat en dat ook de erkenning daarvan door NAM zelf duidelijk op papier is gesteld. Dit is niet gebeurd. Of het betaald kan worden is blijkbaar niet van belang.

  • Bij het schema van de NAM d.d. 2013 i.v.m. een top-event (een beving met een kracht >M2: zie figuur 98) wordt gesproken over het waarborgfonds als een van de consequenties.
  • Valt een dergelijke geïnduceerde beving hoger dan M4.5 onder de Wet Tegemoetkoming schade bij rampen, dan is per gebied een bedrag van ongeveer €500 miljoen beschikbaar.

    In ieder geval is de kans op doden en gewonden duidelijk aanwezig. Wanneer bijkomende schade niet te voorkomen is of niet belangrijk genoeg om te voorkomen, heet dit ‘Collecteral Damage’. Een oorspronkelijk uit oorlogssituatie afkomstige term. Collecteral Damage is tijdens oorlogen volgens de conventies van de Geneefse verdragen verboden.

    In de vierde conventie staat burgers die in een oorlog niets met strijdkrachten te maken hebben humaan behandeld en beschermd dienen te worden tegen geweld, intimidatie, belediging en publieke vertoning”.

 

Conclusies

  • Het is niet ondenkbaar dat de ‘Wet Tegemoetkoming schade bij rampen’ ingaat wanneer een beving vanaf M4.5 plaatsvindt.
  • Er is voor burgers in oorlogstijd meer vastgelegd en geregeld dan voor burgers van Nederland in vredestijd.

 


Het moraal van de Groningers

De situatie in Groningen vertoont steeds meer tekenen van een komende dreiging. Het vernielen van andermans eigendommen, het onherstelbaar verwoesten van gronden/ leefgebied en cultureel erfgoed, onvoldoende bescherming, onvoldoende mogelijkheden om volledig gecompenseerd worden, angst veroorzakende praktijken, intimidatie, isolatie, zwijggeld, leugens, propaganda, extreem optreden van politie, volgen van burgers, burgers voor kleinigheden oppakken, niet accepteren of negeren van kritiek, het zich afkeren van lokale bestuurder tegen inwoners, kortom: situaties die vlak voor oorlogen plaatsvinden.

Daarbij een reële kans op collecteral damage.

Het is verwonderlijk dat veel mensen niet tot actie komen. Het is immers een natuurlijke en normale reactie om zichzelf, hun naasten en hun land te willen verdedigen.

De enige redenen waarom Groningers niet in opstand komen is omdat ze van nature rustig zijn, gewend zijn hun eigen zaakjes te regelen en vertrouwen hebben/hadden in bestuurders

Maar ook geloven velen dat hun stem er toe doet en kunnen of willen ze niet accepteren dat mensen een ander iets dergelijks kan aan doen, kortom: veel Groningers kunnen het niet bevatten.

 

Ook wel logisch eigenlijk, meestal zorgen verontrustende gebeurtenissen voor een natuurlijke afweerreactie: cognitieve dissonantie geheten. Dit is een psychologische term voor de onaangename spanning die ontstaat bij het kennisnemen van feiten of opvattingen die strijdig zijn met een eigen overtuiging of mening, of bij gedrag dat strijdig is met de eigen overtuiging, waarden en normen. Het gaat met andere woorden om de perceptie van onverenigbaarheid tussen twee cognities, waarbij het woord cognitie kan slaan op kennis, houding, emotie, geloof of gedrag. Volgens de theorie voelen mensen een sterke drang om dissonanties te verkleinen door hun opvattingen of gedrag aan te passen of te rationaliseren.

 

Daarom wordt slecht nieuws over bv. de risico’s dusdanig gebracht alsof de boodschapper kennis van zaken heeft, er wel zorgen zijn, maar dat alles goed onderzocht is of gaat worden. Gezien de resultaten uit het verleden zorgt in ieder geval de korte houdbaarheidsdatum (de halfwaardetijd) van deze rapporten niet voor herstel van vertrouwen.

 

Uitspraken als onderstaand bewerkstelligen ook geen vertrouwen:

  • “Er is voldoende aanleiding om optimistisch te zijn over het potentieel van de regio.”

Groningen. (minister Kamp in het verslag aan de Kamer d.d. 30 januari 2014)

  • Wat bedoelt de minister met het potentieel van de regio?

    De mogelijkheid om een langdurende optimistische invulling te genereren voor de provincie Groningen?

  • “Pas als de waardeontwikkeling in het gebied zich gestabiliseerd heeft en er enige tijd ervaring is opgedaan met de compensatieregeling kan er een inschatting worden gemaakt van de kosten. Dit laat onverlet dat waardedaling van huizen door de aardbevingen vergoed zal worden.” (minister Kamp in het verslag aan de Kamer d.d. 30 januari 2014)
    • De waardeontwikkeling zal zicht in Groningen stabiliseren in negatieve zin.
    • Verhuizen op vrijwillige basis is zo goed als uitgesloten.
    • Woningen zijn voor de meeste inwoners een kapitaalinvestering.
      • Dit kapitaal is voor veel mensen bedoeld als reserve voor de oude dagvoorziening. Verzilveren van hun kapitaal is bijna onmogelijk.
        • Met als gevolg dat hun oudedagvoorziening in gevaar komt. Een groot aantal mensen hebben een klein of geen pensioen, terwijl de lasten hoog blijven.
        • Het kapitaal verzilveren om kinderen te hulp te schieten is bijna onmogelijk.
      • Veel jongere mensen hebben nog een hoge hypotheek.
        • Zij die weg willen om elders werk te zoeken, kunnen hun huis vaak niet verkopen.
        • Voor hen die werkloos worden of zijn, betekent het vaak een restschuld met als gevolg grote financiële zorgen.
  • “In mijn brief van 22 januari jl. (Kamerstuk 33 529 nr. 29) heb ik aangegeven dat ik vooruitlopend op het instellen van een onafhankelijke instantie NAM heb gevraagd om op korte termijn, als interim oplossing en in overleg met de provincie, een drietal deskundigen aan te stellen. Deze zullen alvast de door burgemeesters in het gebied en de Onafhankelijk Raadsman aangegeven meest schrijnende gevallen bekijken en beoordelen. Dit moet binnen een half jaar tot een bevredigende oplossing leiden voor de meeste schrijnende gevallen. (minister Kamp in het verslag aan de Kamer d.d. 30 januari 2014)
    • Er is na dat half jaar voor weinig mensen een echt bevredigende oplossing gevonden.
    • Voordat iemand in aanmerking komt, heeft hij al een ellendig traject achter de rug.
    • Om toch zoveel mogelijk genoegdoening te kunnen krijgen, stemmen de gedupeerden in om te zwijgen. Op deze manier worden ze gebonden door een zwijgplicht en geïsoleerd.
    • Het hele doopceel moet worden gelicht, voordat iemand in aanmerking kan komen voor een schrijnend geval.
    • Veel mensen met grote problemen worden niet geholpen.
  • “NAM stelt naast schadevergoeding en schadepreventie een fonds in voor ‘speciale situaties’. NAM stelt hiervoor een bedrag van € 15 miljoen beschikbaar. Dit fonds is een aanvulling op alle andere maatregelen die zijn aangekondigd en is bedoeld voor uitzonderlijke situaties waarbij mensen ernstig in problemen komen door persoonlijke omstandigheden of beperkingen. Hier kunnen dus ook immateriële en psychosociale factoren een rol spelen.” (minister Kamp in het verslag aan de Kamer d.d. 30 januari 2014) Daar is heden ten dage nog weinig van te merken.
    • Psychologische hulp is tot nu toe niet gratis beschikbaar gesteld.
    • Schrijnende gevallen heet nu: Bijzondere situaties. Wanneer een situatie bijzonder is door bv. een opeenstapeling van schade door de NAM veroorzaakt (hieronder valt ook de zogenaamde C-schade –schade door zetting, terwijl dit meestal door de gaswinning is veroorzaakt – en/of zogenaamd achterstallig onderhoud, wat ook meestal wel vergoed moet worden) en stormschade, blijven de burgers volledig in de kou staan. Noch de NAM, noch de overheden, noch de verzekeringsmaatschappijen begeleiden de gedupeerden in het moeilijke traject.

      Iedereen moet het zelf maar uitzoeken. Wanneer bij zwijgplicht je zaken naar buiten brengt bv via de pers, zijn de mensen bang dat je niet of minder goed geholpen wordt. De mensen die niet precies weten hoe het in deze doolhof werkt, zijn de dupe. Degenen die hun tanden er in bijten, krijgen het meeste voor elkaar.

      Reputatie is zoals steeds blijkt voor de NAM een heel kostbare zaak.

    • €15 miljoen is voor de NAM nog geen 5 dagen gas winnen, voor de Overheid 10 uur (in 2013).
  • “Het belangrijkste advies van SodM op basis van de nieuwe onderzoeken is om de

    clusters rondom Loppersum tijdelijk te sluiten en in die tijd het onderzoek te

    continueren in samenhang met een uitgebreid meet- en monitoringsplan. Dit advies wordt gedragen door de uitkomsten van de onderzoeken 5 en 6, die laten zien dat het sluiten van de Loppersum clusters het meest effectief is buiten de optie het gehele veld sluiten. Ook de controle berekeningen van TNO laten zien dat dit het meeste effect heeft op de compactie in het risicogebied.” (minister Kamp in het verslag aan de Kamer d.d. 30 januari 2014)

    • Dat nadat de winning in de cluster Loppersum met 80% is afgenomen, wil niet zeggen dat daardoor direct de resultaten te merken zijn. De tijdsvertraging van het basis compactiemodel van NAM bedraagt 7,3 jaar waardoor geen veranderingen zichtbaar zijn binnen periodes van 3-5 jaar.
  • “Desalniettemin zijn de verschillen in uitkomsten tussen NAM en SodM berekeningen binnen een factor 10, en dat is acceptabel gezien het feit dat er geen voorgeschreven methodiek is (en verschillende methodieken gebruikt zijn) en dat de onzekerheden nog aanzienlijk zijn. Het verschil zit met name in de conclusies die hieruit worden getrokken. NAM concludeert (net als prof. dr.Helsloot) dat dit risiconiveau in termen van veiligheid weliswaar hoog is, maar vergelijkbaar met wat voor andere risico’s geaccepteerd wordt in Nederland. Ook NAM accepteert dit risiconiveau niet voor langere termijn, maar beargumenteert dat door preventief versterken van huizen en gebouwen het risico zal worden teruggebracht naar een niveau dat voor langere tijd acceptabel is.
    SodM beschouwt het risico als hoog en geeft aan dat er zowel maatregelen aan productie kant als aan de preventiekant nodig zijn. Gezien de sterk uiteenlopende visies m.b.t. risicoberekeningen m.b.t. aardbevingen en het daarbij horende wegingskader in termen van veiligheid, zal ik de komende twee jaar door brede groep van deskundigen een visie laten ontwikkelen over het bepalen van aardbevingsrisico’s en de weging daarvan. Conform het advies van SodM heb ik toch het voorzorgprincipe gehanteerd en de productie van de Loppersum clusters geminimaliseerd. (minister Kamp in het verslag aan de Kamer d.d. 30 januari 2014)
    • Het voorzorgprincipe is slechts deels gehanteerd: de problemen wordt slechts in de tijd vooruitgeschoven.
  • “In mijn brief van 25 januari 2013 (Kamerstuk 33 529 nr. 1) aan de Tweede Kamer heb ik reeds aangegeven dat de magnitude van 3,9 op de schaal van Richter niet meer houdbaar was voor het Groningenveld. Ik heb ook aangegeven dat op basis van gerapporteerde aardbevingen bij gasvelden elders in de wereld het KNMI verwacht dat de maximale sterkte ergens tussen de 4 en 5 zal liggen. De onderzoeken die ik heb laten uitvoeren, hadden onder andere tot doel om dit beter te onderbouwen. NAM geeft op basis van de onderzoeken aan dat er in de komende periode van drie jaar, vijf jaar en tien jaar er respectievelijk een magnitude van 4,1, 4,3 en 4,8 kan optreden, allen met een kans van 10% dat hij groter is. Ook deze waarden bevatten een mate van onzekerheid.

    (minister Kamp in het verslag aan de Kamer d.d. 30 januari 2014)

 

Opmerking

  • Het voorzorgprincipe wordt slechts minimaal toegepast: Na 3 jaar is het effect van het minderen geminimaliseerd en zijn we terug bij af. Het is slechts een kort uitstel.
  1. In de eerste plaats omdat het winningsveld als een groot communicerend vat beschouwd kan worden is na drie jaar het evenwicht ongeveer hersteld.
  2. De na-ijleffecten worden onderkend. Het is waar dat productiebeperking invloed heeft op bevingen, maar we weten niet of dit altijd parallel loopt. De NAM zegt dat er geen veranderingen zijn in de periodes 3 tot 5 jaar.
    1. De diepe ondergrond zorgt steeds voor verrassingen.
    2. Er zijn verschillen tussen diverse modellen.
    3. De eerste zwaardere bevingen kwamen pas na 50 jaar gaswinning.
  3. Wanneer na 3 jaar de kraan weer open gaat is er misschien zelfs kans op extra gevolgen. Niemand die weet wat er precies in de diepe ondergrond gebeurt. Het enige dat zo goed als zeker is, is dat er zwaardere bevingen komen. Ook als de NAM op dit moment bezig is distikstof (N2) of water in de diepe ondergrond te projecteren, weten we niet hoe de onderwereld er op termijn op zal reageren.

 


 

Compensatie

Voor schade en investeringen is voor de komende vijf jaar een bedrag van € 750 miljoen geraamd voor schadeherstel en schadepreventie. Daarnaast lijkt een bedrag van € 100 miljoen nodig voor preventieve maatregelen die als gevolg van het verhoogde aardbevingsrisico specifiek noodzakelijk zijn voor de infrastructuur. Deze bedragen vallen onder de eerder genoemde € 1.125 miljoen die voor rekening komt van NAM.

De genoemde bedragen zijn ramingen. Indien de bedragen hoger uitvallen moeten deze ook voldaan worden. Dat is de reden dat ze als raming zijn weergegeven. De geschatte bedragen voor de eerste vijf jaar zijn hele grove ramingen. Voor schade is het gebaseerd op de ervaring na de beving in Huizinge, en de wetenschap dat er nog veel schades niet gemeld zijn. Voor preventief versterken zal het bedrag langzaam oplopen en zal veel afhangen van de keuzes die ook aan de dialoogtafel gemaakt gaan worden met betrekking tot de afweging tussen snelheid en meer of minder gebruik van (inter)nationale aannemers. Een betere schatting zal pas

mogelijk zijn nadat de testhuizen versterkt zijn dit jaar.

33529-30 Verslag van een schriftelijk overleg over het kabinetsbesluit inzake de gaswinning en verbetermaatregelen in Groningen en de bijbehorende onderzoeken http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/commissievergaderingen/details/index.jsp?id=2014A00195

 

Op basis van artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek is NAM risicoaansprakelijk voor schade als gevolg van aardbevingen, die weer het gevolg zijn van mijnbouwactiviteiten van NAM. Los hiervan heb ik in mijn brieven van 17 januari jl. (Kamerstukken 33 529 nr. 28) en 22 januari jl. (Kamerstukken 33 529 nr. 29) aangegeven dat NAM naast schadevergoeding en schadepreventie een fonds instelt voor ‘speciale situaties’. NAM stelt hiervoor een bedrag van € 15 miljoen beschikbaar. Dit fonds is een aanvulling op alle andere maatregelen die zijn aangekondigd en is bedoeld voor uitzonderlijke situaties waarbij mensen ernstig in problemen komen door persoonlijke omstandigheden of beperkingen. Hier kunnen dus ook immateriële en psychosociale factoren een rol spelen.

33529-30 Verslag van een schriftelijk overleg over het kabinetsbesluit inzake de gaswinning en verbetermaatregelen in Groningen en de bijbehorende onderzoeken http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/commissievergaderingen/details/index.jsp?id=2014A00195

 

Opmerkingen

  • De schadevergoeding en preventieve maatregelen komen uit op een bedrag van € 850 miljoen. Het is in werkelijkheid een bedrag, waar in principe geen grenzen aan mogen worden gesteld.
  • Het lijkt of de NAM de schade vergoedt, niets is minder waar. De Overheid betaalt het grootse deel.
  • Wanneer er exorbitant aan verdiend wordt, nooit iets is gereserveerd, er blijkbaar geen verzekering voor valt af te sluiten, geen fatsoenlijk gevulde ‘waarborgfonds’ borg staat, heel Nederland van de welvaart heeft geprofiteerd, dan mag het voorzichtig gezegd asociaal genoemd worden dat de bevolking in Groningen voor de ellende op moet draaien. Het is verworden tot een regionaal probleem waar een dialoogtafel de oplossingen mag aandragen. Zolang er maar onderling gekissebist wordt, is iedereen tevreden. Dan kan er gewoon doorgewonnen worden. Naar buiten toe wordt het prachtig verwoord, alsof de mensen blij mogen zijn dat er compensatie komt. Groningers worden vaak neergezet als klagers. Waarschijnlijk omdat de werkelijkheid niemand aanstaat.
  • Deze bedragen staan in schril contrast tot de baten. Per uur verdiende de staat in 2013 een bedrag van ruim anderhalf miljoen euro (€1.544.944 ). De winst van de NAM bedroeg in 2013 ruim 150 duizend (152.154) euro
    per uur.
  • Het lijkt alsof de inwoners dankbaar mogen zijn dat de schade gecompenseerd wordt.
  • Psychosociale factoren spreken al langer een rol. Het nadeel is dat de bewoner er behoorlijk veel voor moet betalen: het wordt niet vergoed door de zorgverzekering omdat het valt onder ‘aanpassingsstoornissen’ (problemen van tijdelijke aard in reactie op stressvolle gebeurtenissen). De mensen kunnen voor deze zorg bij de (praktijkondersteuner van de) huisarts terecht of er voor kiezen om de gesprekken zelf te betalen.
  • Dat de NAM er al rekening mee houdt dat diverse problemen kunnen ontstaan, maar tot nu weinig interesse toont in de oorzaken van woede, stress, depressie en wanhoop, getuigt van een afstandelijkheid en ongeïnteresseerdheid die de Groningers niet kunnen vatten. Het getuigt evenmin van maatschappelijk committent waar de NAM altijd goede sier mee maakt. Goede naam is iets wat heel kostbaar is. Daarom wordt er veel gedaan voor een goede reputatie. Plaatselijke activiteiten worden beloond met NAM-geld. Kinderen worden ook niet vergeten.
  • Dat reputatie een belangrijke rol speelt samen met draagvlak is te zien in het schema van de NAM uit 2013 t.a.v. een top-event: een top-gebeurtenis. Op alles is voorbereid.

 

Risico’s en consequenties volgens NAM

In de ‘Notitie risicobenadering seismisch risico Groningen’ staat het volgende te lezen over het kleiner maken van de risico’s door middel van barrières tussen het gevaar en de consequenties. Dit gebeurt veelal door het maken van het vlinderstrikmodel (Bow-Tie, zie figuur 110).

“Er zijn meerdere mogelijkheden om een Bow-Tie in te richten; in dit geval is gekozen voor een aardbeving met effecten (lees: een beving met Mmax >2) te hanteren als ’top-event’. De barrières om het top-event te voorkomen zijn weergegeven aan de linkerzijde; het verkleinen van de effecten is weergegeven aan de rechterzijde. In het winningsplan, het monitoringsprogramma dan wel in andere relevante, flankerende stukken zijn deze barrières te herkennen en worden ze nader uitgewerkt.”

 

Figuur 110

Bow-Tie bij top-event >M2

Bron: Bijlage 2 bij risicobenadering seismisch risico Groningen 2014

http://www.namplatform.nl/wp-content/uploads/2014/01/20131223160105147-bijlage-2.pdf

 

Conclusies

  • Er wordt rekening mee gehouden dat de toekomst er somber uit ziet: er is aardbeving mogelijk zijn met (krachtige) invloed op de bevolking, assets (zaken die vallen onder eigendommen, bezittingen), omgeving en het regionale perspectief.
  • Voor de bewoners is gerekend op physical injuries and fatalities mental impact

    (lichamelijke verwondingen en mentale effecten door dodelijke ongelukken).

  • De communication, bv. “dorpenronde” en RIG

    (

    Regionaal Informatiepunt Gaswinning .

  • Het waarborgfonds speelt in de Bow-Tie van de NAM een rol (bij een beving groter dan M2). Dit betekent dat de NAM cq Overheid bij een beving groter dan M2 een beroep wordt gedaan op het Waarborgfonds. Maar niemand weet of deze is bijgevuld en hoeveel gelden het fonds heden bezit.
  • Er liggen plannen om onderzoek te doen naar de uitvoerbaarheid van het injecteren van distikstof (N2) of ook wel moleculaire stikstof geheten (deze stof reageert niet of nauwelijks met vrijwel alle andere chemicaliën).
  • Er staat bovendien dat de input komt door: Monitoring protocol: annual monitoring and control cycle to conform gas production remains within accepteble risk levels. Door het beperkte aantal meters is een dergelijk streven nog steeds alleen op papier mogelijk.
    • De ‘societal values’ komen hier indirect aan de orde

 

“Feitelijk betreft het ALARP-gebied (in de Nederlandse situatie) de 10-5 (één persoon op de honderdduizend sterft )als basisveiligheidsniveau, welke waarde ook een grondslag vindt in bestaande en/of tijdelijke situatie. De ondergrens van 10-4 wordt in de aangehaalde literatuur weliswaar geïllustreerd door onvrijwillige risico’s, afkomstig van activiteiten van nationaal belang, maar is daarin mede begrensd door het maatschappelijk draagvlak; grotere risico’s zullen ook in de bredere maatschappij niet op draagvlak kunnen rekenen. Kortom: risico’s boven de 10-4 worden in het algemeen niet geaccepteerd.” Zie figuur 111.

Bijlage 2 bij risicobenadering seismisch risico Groningen

http://www.namplatform.nl/wp-content/uploads/2014/01/20131223160105147-bijlage-2.pdf

figuur 111

Bron: Bijlage 2 bij risicobenadering seismisch risico Groningen

http://www.namplatform.nl/wp-content/uploads/2014/01/20131223160105147-bijlage-2.pdf

 

Burgerlijk wetboek

“Indien schade ontstaat als gevolg van gaswinning, is op basis van artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek de NAM gehouden deze schade te vergoeden.

Artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt, kort samengevat, dat de exploitant van een mijnbouwwerk aansprakelijk is voor de schade die ontstaat door onder meer beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van dat werk. Er is hier dus sprake van risicoaansprakelijkheid. Niet hoeft te worden aangetoond dat er sprake is van schuld.

Bron: 30 januari 2014 Beantwoording vragen over gaswinning in Groningen

 

“In het Burgerlijk Wetboek is vastgelegd dat de veroorzaker van de schade – en dat is in dezen NAM – aansprakelijk is en verantwoordelijk is voor herstel van schade. Een voorwaarde in het Kabinetsbesluit en de vastlegging daarvan in het instemmingsbesluit over het winningsplan is dat alles gedaan moet worden om schade te beperken door de vergunninghouder. Dat is ook hier NAM.”

33529-30 Verslag van een schriftelijk overleg over het kabinetsbesluit inzake de gaswinning en verbetermaatregelen in Groningen en de bijbehorende onderzoeken http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/commissievergaderingen/details/index.jsp?id=2014A00195

 

Opmerking

  • De NAM en de Overheid zijn dusdanig verstrengeld, dat de burger bij conflicten met de NAM niet hoeft te rekenen op steun van de Overheid /-heden.

 

Stimuleringsprogramma

“Zoals ik in mijn brief van 17 januari jl. heb aangegeven wordt een ‘Economic Board’ ingesteld om het economisch perspectief van de regio te verbeteren. Deze zal een stimulerings-programma opstellen om de economische structuur in de regio te versterken. Voor dit programma stelt NAM € 65 miljoen beschikbaar. De Provincie Groningen verhoogt dit bedrag met € 32,5 miljoen. De ‘Economic Board’ zal bestaan uit een aantal ondernemers. Deze zullen in overleg met overheden en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven een stimuleringsprogramma opstellen om de economische structuur in de regio te verbeteren. De aandacht zal zich richten op het innoveren en versterken van de sectoren bouw, chemie, energie, agribusiness en het versterken van het MKB. Het vaststellen van criteria en evaluatie van de effecten zal deel moeten uitmaken van de aanpak van de ‘Economic Board’.

33529-30 Verslag van een schriftelijk overleg over het kabinetsbesluit inzake de gaswinning en verbetermaatregelen in Groningen en de bijbehorende onderzoeken http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/commissievergaderingen/details/index.jsp?id=2014A00195

 

De verwachting vs stimulering

“De bevingen in het Groningen-veld blijken te voldoen aan de Gutenberg-Richter wet, die beschrijft hoeveel groter de kans op een hevige aardbeving is dan de kans op een lichte beving. In het Groningen-veld scheelt het een factor 10 per magnitudepunt: de kans op een beving met magnitude 1.5 is dus tien keer zo groot als de kans op een beving met magnitude 2.5, die op zijn beurt weer tien keer zo groot is als een beving met magnitude 3.5. Gemiddeld gesproken zal dus bij elk tiental bevingen met een magnitude van 1.5 of hoger, één beving zitten met een magnitude van 2.5 of hoger.”

“In het rapport van het Staatstoezicht op de Mijnen wordt geen maximale sterkte van de aardbeving genoemd. Elke waarde boven 3.6 is mogelijk, schrijven deze onderzoekers. Het KNMI heeft echter ook onderzoek gedaan, en geconstateerd dat in vergelijkbare olie- en gasvelden in het buitenland nog nooit bevingen met een magnitude hoger dan 5.0 hebben plaatsgevonden.”

“Het gasveld van Texas vertoont nog de meeste overeenkomsten met het Groningen-veld. De zwaarste aardbeving die daar officieel geregistreerd staat had een magnitude van 4.3 – hoewel de kranten ook melding maken van een beving met magnitude 4.8.”

“De kans dat we het komende jaar een beving kunnen verwachten met een magnitude hoger dan 4.5 ligt tussen de 0 en 2 procent, denken de onderzoekers van het Staatstoezicht op de Mijnen, en de kans op een beving van 3.9 of hoger ergens rond de 6 procent.

NB Ir. A.P.E.M. Houtenbos evenwel stelt als onafhankelijke onderzoeker dat er een kans van 23% is op bevingen van 4.1 of zwaarder gedurende de periode 2014-2016, meer dan tweemaal zoveel als de 10% waarop de huidige afweging van het veiligheidsrisico en het pakket aan schadebeperkende maatregelen zijn gebaseerd.

Overigens is het KNMI van mening dat je de statistische gegevens niet op deze manier naar de toekomst kan doortrekken, en ook André Niemeijer, als aardwetenschapper bij de Universiteit van Utrecht gespecialiseerd in gesteentedeformatie bij aardbevingen, zet kanttekeningen bij deze conclusie. “Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst – als dat ergens voor geldt is het wel voor aardbevingen”, merkt hij op.

De frequentie waarmee grote bevingen voorkomen kan gehalveerd worden door de hoeveelheid gas die per jaar gewonnen wordt te halveren, denken de onderzoekers van het Staatstoezicht op de Mijnen. De kans dát er een grote beving komt verdwijnt daarmee echter niet. Om dat risico weg te nemen zou de gasproductie gereduceerd moeten worden tot ongeveer 12 miljard kuub per jaar – minder dan een kwart van de huidige productie. Ook hier gaan het KNMI en Niemeijer overigens niet in mee. “De inklinking van het gesteente gaat gewoon door als je de productie stopt of vermindert“, zegt Niemeijer.”

Bron: http://www.kennislink.nl/publicaties/zwaardere-aardbevingen-door-gaswinning-groningen

 

Opmerking

  • Bij een toekomstverwachting waarin zwaardere bevingen worden voorspeld, is het reëel dat deze opties worden meegenomen in de afweging of en hoe en in hoeverre je in het gebied wilt investeren.

 

“De toename van het aantal bevingen in het Groningen veld (190 events met een ML ≥ 1.5) maakt een update van de hazard berekeningen mogelijk. Gebaseerd op een breuk in de trend van de cumulatieve energie rond 2003, wordt de dataset opgedeeld in twee tijdsintervallen: 1991-2003 en 2003-2012. Analyse laat zien dat de frequentie-magnitude relatie in beide segmenten bepaald wordt door dezelfde Gutenberg-Richter (GR) b-waarde,
maar een verschillende waarde voor de jaarlijkse hoeveelheid aardbevingen, de GR a-waarde. De hoeveelheid bevingen neemt toe en dit verschijnsel lijkt te correleren met de toegenomen productie.”

The August 16, 2012 earthquake near Huizinge (Groningen)Bernard Dost and Dirk Kraaijpoel KNMI, De Bilt January 2013 http://www.namplatform.nl/wp-content/uploads/2013/09/the-august-16-2012-earthquake-near-huizinge-groningen1.pdf

 

Financiering

De inkomsten van de Staat kwamen ten eerste voort uit de vennootschapsbelasting (48%) over de winsten van de Maatschap, Gasunie en DSM; ten tweede uit een extra 10% staatsaandeel in de winst van de Maatschap; en ten derde uit de dividenden en het staatsaandeel in de winsten van Gasunie en DSM. Vanaf begin jaren zeventig werd het staatsaandeel in de winst ook toegepast op de winsten van de Maatschap. De kosten van het nationale transportnet en de lokale distributie werden uit de inkomsten vergoed aan Gasunie en aan de gemeentelijke gasbedrijven. De resterende winst, na dekking van de winningskosten, werd verdeeld tussen de Staat (70%) en de oliemaatschappijen (30%). Het was de taak van het ministerie van Economische Zaken om voorstellen van DSM en Gasunie wat betreft prijzen, productievolumes, de nationale verkoop en export, de bouw van het transportnetwerk en opslagfaciliteiten te accorderen. Dit was niet alleen een formele verantwoordelijkheid, want de Staat was ook aandeelhouder in Gasunie – het orgaan waar deze zaken beslist werden – en zat dus als redelijk geïnformeerde partij aan tafel bij de beslissingen.

Bron: Essay Aad Correljé Eén verleden en vele toekomstscenario’s

http://www.clingendaelenergy.com/inc/upload/files/Aardgas_1.pdf

 

Waarborgfonds

artikel 135 hst. 9 Mijnbouwwet.


“Het waarborgfonds mijnbouwschade heeft rechtspersoonlijkheid en bestaat uit private middelen van mijnbouwbedrijven uit de sectoren olie- en gaswinning, zoutwinning en opslag van stoffen en wordt beheerd en in en buiten rechte vertegenwoordigd door de minister van Economische Zaken.

Bron: 26 219 Regels met betrekking tot het onderzoek naar en het winnen van delfstoffen en met betrekking tot met de mijnbouw verwante activiteiten (Mijnbouwwet))

 

“Het vermogen van het Waarborgfonds Mijnbouwschade bedraagt per 1 januari van elk jaar tenminste € 250.000. De inkomsten van het fonds worden verzorgd door de volgende sectoren: olie- en gaswinning, zoutwinning en opslag van stoffen”.

Bron: Geothermie Gemeente Westland Aanvraag Opsporingsvergunning Westland 2008

 

“Op grond van het bepaalde in artikel 139, eerste lid, van de Mijnbouwwet dient een burger die een verzoek indient tot uitkering uit het Waarborgfonds mijnbouwschade – in de bedoelde gevallen omdat de betrokken mijnondernemer die de schade zou hebben veroorzaakt, heeft opgehouden te bestaan – daarbij een advies te overleggen van de Tcbb over de gevolgen van mijnbouwactiviteiten voor beweging van de aardbodem en de schade die daarvan het gevolg kan zijn. De Tcbb heeft volgens de Mijnbouwwet tot taak om degene bij wie zaakschade is opgetreden desgevraagd advies te geven omtrent het verband tussen die schade en de mijnbouwactiviteiten alsmede over de hoogte van het schadebedrag. Als er volgens de Tcbb oorzakelijk verband is tussen de mijnbouwactiviteit en de schade, wil dat nog niet zeggen dat het Waarborgfonds mijnbouwschade in alle gevallen tot vergoeding van de schade dient over te gaan.”

Bron: 14 november 2013 Betreft Beantwoording vragen over nazorg steenkoolwinning

 

“De Minister van Economische Zaken kan verder bepalen dat de mijnbouwondernemer zekerheid moet stellen ter dekking van de potentiële schade door bodembeweging ten gevolge van zijn activiteiten (artikel 46). Belangrijke factoren die bij de uitoefening van deze bevoegdheid een rol spelen zijn de kans op schade en de financiële positie van de mijnbouwonderneming. De zekerheid kan overigens op elk moment wordt geëist. Het waarborgfonds vormt het sluitstuk in het stelsel. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de burger niet met lege handen staat als de desbetreffende mijnbouwondernemer failliet is, anderszins buiten staat is te betalen of als hij buiten zijn toedoen in een langdurige procedure wordt betrokken, waardoor hij lang op zijn geld moet wachten. Ik concludeer dan ook dat er geen reden is om op dit punt nog meer of andere voorzieningen te treffen.”

Bron: 26 219 Regels met betrekking tot het onderzoek naar en het winnen van delfstoffen en met betrekking tot met de mijnbouw verwante activiteiten (Mijnbouwwet))

 

De minster antwoordt de Kamer t.a.v. de schadeafhandeling het volgende: “Met de combinatie van de risicoaansprakelijkheid in artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek enerzijds en de ondersteuning die de Technische commissie bodembeweging biedt bij het onderzoeken van het causale verband tussen schade en bodembeweging anderzijds, acht ik voldoende verzekerd dat ontstane schade op laagdrempelige wijze door NAM vergoed zal worden. Een omkering van de bewijslast als uitgangspunt voor de NAM te verrichten herstelwerkzaamheden acht ik derhalve niet nodig.”

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Tweede Kamer Vastgesteld 31 januari 2014. https://www.google.nl/?gws_rd=ssl#q=mindering+van+gaswinning+in+de+cluster+Loppersum

 

Rechtspersoonlijkheid waarborgfonds

“Het Waarborgfonds mijnbouwschade is in het wetsvoorstel opgenomen ingevolge een amendement van de leden Witteveen-Hevinga en Van Walsem (Kamerstukken II 2001/02, 26 219, nr. 90). Het fonds is het sluitstuk in de bescherming van de burger tegen schade door bodembeweging, die is veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten. Bij de beantwoording van de meer specifieke vragen wordt hier verder op ingegaan. Overigens ben ik voornemens de structuur en de werking van het Waarborgfonds te evalueren, waarbij ook de zelfstandige rechtspersoonlijkheid van het fonds nader zal worden bezien. Een natuurlijke persoon die aantoonbaar schade heeft geleden door mijnbouwactiviteiten kan in twee gevallen een beroep doen op het fonds. Ten eerste als de mijnbouwondernemer op wie hij in verband met mijnbouwschade een vordering heeft, failliet is of om een andere reden geen verhaal meer biedt. Zonder deze voorziening zou de schade in de meeste gevallen voor rekening blijven van de burger. Hij kan zich bij faillissement weliswaar als concurrent schuldeiser aanmelden, maar zal dan waarschijnlijk zijn vordering niet te gelde kunnen maken. Ten tweede kan de burger zich tot het fonds wenden als de mijnbouwondernemer een voor de burger gunstig (voorlopig) advies van de Tcbb betwist en geen schadevergoeding uitkeert. In dat geval dreigt een langdurige (rechterlijke) procedure, terwijl de burger misschien al wel kosten heeft moeten maken om dringende maatregelen te treffen om de geleden schade te herstellen of om verdere schade te voorkomen. De Overheid interfereert dan in de (civielrechtelijke) rechtsverhouding door de burger de middelen ter beschikking te stellen die hij nodig heeft om, in afwachting van de beslissing van het geschil, de meest noodzakelijke maatregelen te treffen..”

Bron: 26 219 Regels met betrekking tot het onderzoek naar en het winnen van delfstoffen en met betrekking tot met de mijnbouw verwante activiteiten (Mijnbouwwet) nr. 313b MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 6 september 2002

 

Of er naast of in plaats van een juridische verplichting sprake zou kunnen zijn van een morele verplichting om de schade te vergoeden, is een vraag die niet ligt bij het Waarborgfonds mijnbouwschade. Het is een politieke keuze om zonder materiële rechtsgrond te voorzien in een onverplichte tegemoetkoming van overheidswege. Zulke vergoedingen kunnen in ieder geval niet ten laste worden gebracht van de private middelen van het Waarborgfonds mijnbouwschade, bijeengebracht door mijnbouwondernemingen uit andere sectoren dan de kolenwinning die aan het ontstaan van deze schade part noch deel hebben.”

Datum 14 november 2013 Betreft Beantwoording vragen over nazorg steenkoolwinning

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=2&ved=0CCYQFjAB&url=http%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbestanden%2Fdocumenten-en-publicaties%2Fkamerstukken%2F2013%2F11%2F14%2Fbeantwoording-kamervragen-over-nazorg-kolenwinning-zuid-limburg%2Fbeantwoording-kamervragen-over-nazorg-kolenwinning-zuid-limburg.pdf&ei=VkjrU5DgKIHnyQOJgYLQDg&usg=AFQjCNHuvQ-vW6J5Hvxm5JrQH7EdHH9BUA&bvm=bv.72938740,d.ZWU

 

Opmerkingen

  • Wanneer de NAM failliet is/gaat, is het Waarborgfonds als vangnet voor een faillissement ingesteld.
  • Wat de minister met laagdrempelig bedoelt, is niet geheel duidelijk.

 

“De Mijnbouwwet kent tevens een Waarborgfonds Mijnbouwschade voor die schadegevallen waarin de betreffende mijnonderneming failliet is gegaan, in surséance verkeert of niet meer bestaat. Zo’n situatie heeft zich in Nederland nog nooit voorgedaan.”

Bron: Gaswinning in Nederland Belang en beleid (2005)

http://www.nlog.nl/resources/Publicaties/Gas_in_de_toekomst.pdf

Artikel 135 Mijnbouwwet

  1. Er is een Waarborgfonds mijnbouwschade.
  2. Het waarborgfonds bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te ‘s-Gravenhage.
  3. Onze Minister is belast met het beheer van het waarborgfonds.
  4. Het waarborgfonds ontvangt:
    1. een door een mijnbouwondernemer jaarlijks verschuldigde bijdrage, op te leggen door Onze Minister, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels;
    2. rentebaten die via het waarborgfonds zijn verkregen;
    3. het batig saldo van de laatstelijk afgesloten rekening van het waarborgfonds;
    4. andere inkomsten
  5. Bij algemene maatregel van bestuur worden in elk geval regels gesteld omtrent:
    1. de maatstaf ter bepaling van de hoogte van de bijdrage, met inachtneming van:
      1. de omvang van de mijnbouwactiviteiten van een mijnbouwondernemer aan de landzijde van de in de bijlage bij deze wet vastgelegde lijn,
      2. de hoogte van de schadevergoedingen die de vijf voorafgaande jaren ten laste van het waarborgfonds zijn toegekend in verband met mijnbouwactiviteiten van de desbetreffende mijnbouwondernemer of diens rechtsvoorganger,
      3. de aard van de desbetreffende mijnbouwactiviteiten, en
      4. de in het waarborgfonds aanwezige baten in relatie tot de begrote uitgaven;
    2. het tijdstip waarop de bijdrage verschuldigd wordt, en
    3. de verschuldigdheid van rente als de bijdrage op een later tijdstip op een ander bedrag wordt vastgesteld.
  6. Niet in het jaar van ontvangst bestede gelden blijven in het waarborgfonds.
  7. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het vermogen van het waarborgfonds, mede met inachtneming van het totale bedrag aan schadevergoedingen dat mijnbouwondernemers gedurende in elk geval de laatste vijf jaar voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet hebben betaald aan natuurlijke personen bij wie in die periode zaakschade is opgetreden als gevolg van door die mijnbouwondernemers verrichte mijnbouwactiviteiten.

     

    Ontvangsten Waarborgfonds

    Het waarborgfonds bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te ‘s-Gravenhage.

    Onze Minister is belast met het beheer van het waarborgfonds.

    Het waarborgfonds ontvangt:

  8. een door een mijnbouwondernemer jaarlijks verschuldigde bijdrage, op te leggen door Onze Minister, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels;
  9. rentebaten die via het waarborgfonds zijn verkregen;
  10. het batig saldo van de laatstelijk afgesloten rekening van het waarborgfonds;

    andere inkomsten

    Bij algemene maatregel van bestuur worden in elk geval regels gesteld omtrent:

  11. de maatstaf ter bepaling van de hoogte van de bijdrage, met inachtneming van:
  12. de omvang van de mijnbouwactiviteiten van een mijnbouwondernemer aan de landzijde van de in de bijlage bij deze wet vastgelegde lijn,
  13. de hoogte van de schadevergoedingen die de vijf voorafgaande jaren ten laste van het waarborgfonds zijn toegekend in verband met mijnbouwactiviteiten van de desbetreffende mijnbouwondernemer of diens rechtsvoorganger,
  14. de aard van de desbetreffende mijnbouwactiviteiten, en
  15. de in het waarborgfonds aanwezige baten in relatie tot de begrote uitgaven;
  16. het tijdstip waarop de bijdrage verschuldigd wordt, en
  17. de verschuldigdheid van rente als de bijdrage op een later tijdstip op een ander bedrag wordt vastgesteld.

    Niet in het jaar van ontvangst bestede gelden blijven in het waarborgfonds.

    Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het vermogen van het waarborgfonds, mede met inachtneming van het totale bedrag aan schadevergoedingen dat mijnbouwondernemers gedurende in elk geval de laatste vijf jaar voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet hebben betaald aan natuurlijke personen bij wie in die periode zaakschade is opgetreden als gevolg van door die mijnbouwondernemers verrichte mijnbouwactiviteiten.

 

Bodemdaling en waarborgfonds

“De NAM heeft om deze preventieve maatregelen te bekostigen voor het Groningenveld een fonds opgericht waarin een bedrag van 295 miljoen euro is gestort (prijspeil 1980).

Het verhalen van schade door bodembewegingen (zowel aardbevingen als bodemdaling) is in eerste instantie een zaak tussen de benadeelde en de mijnbouwmaatschappij. Sinds de invoering van de mijnbouwwet rust er een zorgplicht op de mijnbouwmaatschappijen en is voorzien in een wettelijke regeling. De Technische Commissie Bodembeweging (Tcbb), die op grond van de Mijnbouwwet is ingesteld, geeft op verzoek advies aan burgers over oorzaak en omvang van materiële schade door bodembeweging die redelijkerwijs het gevolg kan zijn van delfstofwinning. De Mijnbouwwet kent tevens een Waarborgfonds Mijnbouwschade voor die schadegevallen waarin de betreffende mijnonderneming failliet is gegaan, in surséance verkeert of niet meer bestaat. Zo’n situatie heeft zich in Nederland nog nooit voorgedaan.”

Bron: Gaswinning in Nederland Belang en beleid Ministerie van EZ 2004 http://www.nlog.nl/resources/Publicaties/Gas_in_de_toekomst.pdf

 

Conclusies

  • Voor de burgers in Groningen is t.a.v. eventuele toekomstige rampen veel onzeker
  • Wanneer – gezien in het licht van de wet – vast staat dat bij een beving vanaf M4.5 de rampenwet geldt, is er geen verzekering meer die iets uitbetaalt.
  • De minister acht het voldoende verzekerd dat ontstane schade op laagdrempelige wijze door NAM vergoed zal worden. Wat dit in de praktijk betekent is onduidelijk.
  • De kans dat de NAM failliet gaat is niet ondenkbaar.
  • Behalve de minister c.s. weet niemand hoeveel geld in het waarborgfonds zit. Hoe hoog het bedrag is wil de minister niet zeggen.

     

Raad van State d.d. 19 september 2014

Advies Raad van State inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178)

‘s-Gravenhage, 19 september 2014

Nr. WJZ / 14129579

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 juni 2014, nr. 2014001133, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 25 juli 2014, nr. No.W15.14.0186/IV, bied ik U hierbij aan.

  • 1. De Afdeling mist een motivering ten aanzien van de keuze om een deel van de maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen niet te laten gelden voor opsporing en winning van olie en gas op land.

    Naar aanleiding van deze opmerking van de Afdeling zijn de artikelen 9a, 12, 24a en 127, van het wetsvoorstel aangepast. Hierdoor gelden de aanvullende criteria met betrekking tot de financiële en technische mogelijkheden van de aanvrager die bij de beoordeling van de vergunningaanvraag meegenomen moeten worden ook op land. Om ervoor te zorgen dat de vergunninghouder voldoende financiële middelen aanhoudt, wordt voorgesteld om in de vergunning de omvang van de aan te houden middelen vast te leggen. Zo wordt zeker gesteld dat eventuele schade veroorzaakt door de opsporings- of winningsactiviteiten vergoed kan worden. Dit voorschrift is net zo van belang voor mijnbouwactiviteiten op land als voor op zee. Hiermee samenhangend wordt voorgesteld om de aansprakelijkheid van de vergunninghouder van een opsporings- of winningsvergunning op land ook vast te stellen. Immers kunnen ook op land mijnbouwactiviteiten tot zware ongevallen leiden. Bij een eventueel zwaar ongeval wordt zo bewerkstelligd dat de vergunninghouder altijd aansprakelijk kan worden gesteld, ook als de activiteiten door een door hem ingehuurde partij worden uitgevoerd. In paragraaf 1.3. van de toelichting is op deze bepalingen nader ingegaan.

  • 2. De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de mate waarin de kosten voor de uitvoering van de taken van het Staatstoezicht op de mijnen worden doorberekend aan de mijnbouwbedrijven gelet op het belang dat ook de samenleving heeft bij uitvoering van de toezichthoudende taken.

    In paragraaf 2.6. van de toelichting zijn de specifieke kosten voor de uitvoering van de taken van het Staatstoezicht op de mijnen die worden doorberekend aan de mijnbouwbedrijven, nader uitgewerkt. Hierbij is rekening gehouden met de mate waarin de samenleving belang heeft bij de uitvoering van de toezichthoudende taken. Dit heeft tot een differentiatie geleid in de doorberekening van de kosten van bepaalde werkzaamheden van het Staatstoezicht op de Mijnen aan mijnbouwbedrijven. De mate waarin de specifieke toezichtstaak bijdraagt aan het publiek belang is beslissend geweest voor deze afweging. Artikel 133 van het wetsvoorstel is hierop aangepast.

  • 3. De redactionele opmerkingen zijn op één na overgenomen. De Afdeling adviseert in het voorgestelde artikel 45c en 45g, ‘een intern rampenplan’ toe te voegen aan de vereisten zoals opgenomen in het eerste lid. Het intern rampenplan vormt weliswaar onderdeel van het rapport inzake grote gevaren, maar is reeds grotendeels opgenomen in het Arbeidsomstandighedenbesluit. De voor de implementatie van de richtlijn noodzakelijke aanvullingen zullen dan ook in dat besluit uitgewerkt worden. De tweede redactionele opmerking is gedeeltelijk verwerkt door uitsluitend het begrip ‘mijnbouwwerk’ te hanteren. Een installatie valt immers onder het begrip mijnbouwwerk.
  • 4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt enkele kleinere technische en redactionele punten te wijzigen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Advies Raad van State

No. W15.14.0186/IV

‘s-Gravenhage, 25 juli 2014

Bron: Staatscourant

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-27670.html?zoekcriteria=%3fzkt%3dUitgebreid%26pst%3dStaatscourant%26dpr%3dAnderePeriode%26spd%3d20141003%26epd%3d20141003%26sdt%3dDatumPublicatie%26org%3dMinisterie%2bvan%2bEconomische%2bZaken%2b%28MINEZ%29%26orgt%3dministerie%26planId%3d%26pnr%3d1%26rpp%3d10&resultIndex=0&sorttype=1&sortorder=4

 

Gevoelige gebieden

“Voor gebieden die zijn aangewezen op grond van de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn geldt dat, als op basis van wetenschappelijke gegevens redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat geen sprake is van schadelijke gevolgen, gaswinning kan worden toegestaan.

Gevoelige gebieden zijn gebieden die zijn aangewezen op grond van de Habitatrichtlijn,

Vogelrichtlijn en/of de Natuurbeschermingswet, die een wetland zijn op basis van de Ramsar Conventie of die de status hebben van een begrensd gebied binnen de ecologische hoofdstructuur of een Nationaal Park. Ze kenmerken zich door belangrijke ecologische waarden en genieten daarom bescherming. Circa eenderde van de futures in Nederland ligt onder een gevoelig gebied.”

Bron: Gaswinning in Nederland Belang en beleid (2005)

http://www.nlog.nl/resources/Publicaties/Gas_in_de_toekomst.pdf

 

Conclusie

  • De habitat van de mens behoort niet tot de gevoelige gebieden. Kennelijk is de mens voor de wet van minder waarde dan dieren en planten.

 


 

WOB-verzoeken

Er zijn enkele WOB-verzoeken aan het Staatstoezicht op de Mijnen ingediend. Zie: http://www.sodm.nl/publicaties/wob-verzoeken/2013

 


Figuur 112

Bron: WOB-verzoek Volkskrant 12 december 2013

 

Figuur 113

Bron: WOB-verzoek Volkskrant 12 december 2013

 

Opmerkingen

  • Ook waterinjectie kan bevingen veroorzaken (zie figuur 112).
  • Bij Borgsweer wordt ook ‘water’ geïnjecteerd, afvalwater afkomstig van de boorputten. De bodem stijgt en daalt. Woningen krijgen schade, waarvan veel schade als C-schade wordt getaxeerd. Dat wil zeggen dat de oorsprong van de schade niet aan de gaswinning ligt.
  • Is dit onterecht? Zie de film van een inwoner over de schade in Wagenborgen.

    https://www.youtube.com/watch?v=A11wXIe2poo&feature=player_detailpage&list=UUXxnfm8rGx5JWHILZZ7jFAw

  • Veel (meestal de interessantste) vragen worden niet gehonoreerd (zie figuur 113).

Website van Onder Groningen