De Wet omkering bewijslast

De wet omkering van bewijslast kan nog wel eens lastig uitpakken.

Waar eerder geheimhoudingsplicht was en verdeel en heers het adagium was, kan nu gemakshalve alles op één hoop gegooid worden.

Er is een novelle die over het bewijsvermoeden gaat. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34390/kst-34390-6?resultIndex=4&sorttype=1&sortorder=4

Deze novelle regelt een bewijsvermoeden voor fysieke schade aan gebouwen en werken binnen het effectgebied van de gaswinning uit het Groningenveld. Het effectgebied van de gaswinning uit het Groningenveld zal worden vastgesteld bij ministeriële regeling. De reden dat de novelle zich beperkt tot het effectgebied van het Groningenveld, is dat met het bewijsvermoeden een wettelijke afwijking van de hoofdregel «wie stelt bewijst» wordt geïntroduceerd, die doorwerkt in de procesposities van private partijen.

Zoals de Afdeling advisering van de Raad van State in haar voorlichting heeft aangegeven, mogen de lasten van een dergelijke afwijking niet onevenredig zijn voor de partij tegen wie het bewijsvermoeden wordt ingeroepen. De novelle beoogt de bewijspositie van benadeelden te versterken, zonder tot een onevenredige situatie te komen.

Daarbij is van belang dat de Afdeling advisering in haar voorlichting heeft aangegeven dat indien in een groot aantal gelijksoortige schadegevallen vaststaat dat verreweg het grootste deel van die gevallen aan één bepaalde oorzaak moet worden toegeschreven, daaraan het vermoeden zou kunnen worden ontleend dat ook de overige – vergelijkbare – gevallen aan die oorzaak moeten worden toegeschreven.

In de Groningse situatie kan de omvang van het aantal schadegevallen en de gelijksoortigheid ervan een argument zijn voor een bewijsvermoeden. Daarbij kan ook de zwakke procespositie van één van de partijen ten opzichte van de andere partij worden meegewogen.

Mocht er in een bepaald geval een vermoeden bestaan dat er schade is als gevolg van bevingen, kan één voorbeeld leiden als bewijs voor soortgelijke gevallen, zonder individueel bewijs te hoeven leveren.

Terwijl de bodem zeer divers is en onderzoek naar fundamenten en ondiepe bodem ontbreekt, naast het willens en wetens niet inzetten van tiltmeters.

Het komt er op neer dat gedupeerden straks opnieuw hun gelijk moeten halen bij de rechtbank. Het zal alleen nog lastiger worden: de gang naar de rechter wordt ontmoedigd door arbiters die niet zijn aangesteld op grond van de Arbitragewet (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikelen 1020 – 1076), maar op privaatrechtelijke gronden. Het is dus gewoon een overeenkomst. De staat en de  NCG doen hier vrolijk aan mee (zie samenwerkingsovereenkomst NAM, staat en NCG). Bestuursrecht en Privaatrecht hand in hand.

Als een arbiter benoemd door de overheid recht moet spreken in een zaak waarbij dezelfde overheid intens bij betrokken is, dan is er toch sprake van partijdigheid?

Hoe kunnen dan de door het CVW aangestelde arbiters ooit een onbevooroordeeld oordeel geven wanneer ze slechts ten dele worden geïnformeerd? En advies krijgen van twee ook nog eens niet onafhankelijke partijen als zijnde: de Commissie Bodemdaling en de Tcbb.

Wanneer je geen gebruik maakt van de arbiter (die geen geoloog o.i.d. is) zal een rechter dit mee laten wegen.

Voor de procedure verwijs ik naar de facebookpagina van Houd Groningen Overeind:

https://www.facebook.com/financielecompensatie/posts/1332304536786073:0

De term zettingschade blijkt sowieso uit de vocabulaire verwijderd en moet worden behandeld door de waterschappen, waardoor de ingelanden voor de kosten opdraaien.

Met vriendelijke groet,

Hilda Groeneveld

Website van Onder Groningen